Actief burgerschap, van lokaal naar globaal – Debat 2
30 januari 2017
DENK mijdt heikele kwesties omtrent de islam
13 maart 2017

Actief burgerschap, van lokaal naar globaal – Debat 1

Datum: Dinsdag 28 mei 2013
Tijdstip: 19.00 uur – 21.00 uur
Locatie: Stichting Argan
Debatleider: Nadia Bouras
Thema: Wat is burgerschap?

Gastsprekers: Menno Hurenkamp (politicoloog en journalist), Sergio Espigares Tallón (adviseur en politiek filosoof)

Welkomstwoord door debatleider

De debatleider, Nadia Bouras, opent de bijeenkomst. Ze heet de aanwezigen welkom en nodigt hen uit om vooral actief deel te nemen aan het debat. Het debat is het eerste in de reeks van zes debatten over actief burgerschap. Vandaag is de centrale vraag wat burgerschap precies is. Wat houdt het in, wat vraagt het van ons en wat vraagt het van de overheid? De debatleider wijst erop dat de input van vandaag en van de andere avonden gebruikt zal worden in de afsluitende bijeenkomst aan het eind van het jaar, waar wellicht wethouder Andrée van Es bij aanwezig zal zijn. Ook introduceert ze zichzelf nog: ze werkt als docent en als historica. Recentelijk is ze gepromoveerd op het onderwerp Marokkaanse migratiegeschiedenis in Nederland.

Inleiding door Menno Hurenkamp en Sergio Espigares Tallón

De debatleider verzoekt de gastsprekers om te beginnen te vertellen wat burgerschap nu precies is. Menno Hurenkamp bijt het spits af en definieert dit begrip als een hoeveelheid rechten en plichten waar je als inwoner van een land mee te maken hebt. Hij wijst erop dat dit de academische begripsbepaling is. Binnen de politiek wordt er iets anders bedoeld wanneer het woord burgerschap in de mond wordt genomen. Dan wordt het begrip gebruikt om aan te geven dat burgers zich meer voor de maatschappij in te moeten gaan zetten.

Menno is het eens met de door de debatleider opgeworpen stelling dat burgerschap de vervanging is voor het begrip integratie, dat uit de gratie is geraakt. Hij geeft aan dat vaak ook de heersende culturele waarden met het begrip burgerschap worden geassocieerd. Dit heeft in de kern echter niets met burgerschap te maken, zo legt hij uit, want burgerschap is in feite niets meer dan het vreedzaam van mening kunnen verschillen. Sergio Espigares Tallón sluit zich hierbij aan. Hij geeft aan dat de kern van burgerschap al sinds de 16e/17e eeuw zelfbestuur is. Hij stelt dat het opmerkelijk is hoe groot de spraakverwarring is in het gebruik van het begrip. Lief zijn voor elkaar en het doen van vrijwilligerswerk zijn belangrijk binnen een maatschappij, maar zijn niet direct onderdeel van burgerschap.

Ook Menno ziet dit zo en geeft een prikkelende definiëring: Burgerschap is de kunst van het conflict zonder geweld. Hij stelt daarnaast dat de burgers van Nederland erg braaf zijn in het volgen van de overheid. In de VS zijn de burgers bijvoorbeeld veel wantrouwiger ten opzichte van de overheid. Hij voorspelt dat ook de nieuwe Nederlanders het vertrouwen in de overheid over zullen nemen. Sergio is het niet eens met de opvatting dat er in Nederland een opvallend groot vertrouwen in de overheid is. Hij stelt dat het eerder een gevoel van machteloosheid is dat maakt dat de burger niet in opstand komt. Hij geeft het voorbeeld van een deel van Rotterdam waar momenteel alle buurthuizen gesloten worden. Het feit dat hier niet massaal tegen geprotesteerd wordt is naar zijn mening te wijten aan een gevoel van machteloosheid en niet aan een vertrouwen in de overheid.

Plenair debat

De debatleider betrekt nu ook de andere aanwezigen bij het debat en werpt een stelling op. Ze geeft aan dat nieuwe Nederlanders worden verplicht om te integreren. Dat impliceert dat je er niet bij hoort wanneer dit niet helemaal lukt. Als je dus bijvoorbeeld als vrouw niet geëmancipeerd bent (niet buitenshuis werken), dan hoor je er niet helemaal bij. Menno reageert hierop met de uitleg dat zelfs wanneer mensen cultureel sterk afwijkend gedrag vertonen, dat wil niet zeggen dat het burgerschap niet geslaagd is.

Er volgt een opmerking uit de zaal. Er wordt gesteld dat overheid het begrip burgerschap voor andere doelen gebruikt. Onvrede met de Nederlandse cultuur kan echter ook onderdeel zijn van burgerschap, zelfs als er wordt geprobeerd om de cultuur te veranderen. Menno geeft aan dat het voor goed burgerschap inderdaad niet nodig is om tevreden te zijn met alle culturele waarden binnen de maatschappij. Daarentegen weet een goede burger precies aan te wijzen wat hij goed vindt aan de maatschappij en waar hij voor op wil komen. Sergio vult hierop aan dat de burgers nooit te wachten op de overheid om invulling te geven aan burgerschap. Een andere aanwezige stelt dat een bepaald politiek discours burgerschap negatief kan beïnvloeden. De overheid legt heel veel regels op, zo stelt hij. Ook indirect worden er regels opgelegd, bijvoorbeeld Geert Wilders die eisen stelt aan het gedrag van Marokkanen.

Judith Franken (IJsterk): vertelt over een van de projecten van haar organisatie, die naar haar mening actief burgerschap onder jongeren versterkt. Er worden kookworkshops voor jongeren gegeven waarbij geen inschrijfgeld meer gevraagd wordt, waardoor deze voor een ieder toegankelijk zijn. De jongeren leren erg veel, over koken, maar bijvoorbeeld ook over samenwerken. Menno reageert hierop door te stellen dat dit eigenlijk geen voorbeeld is van burgerschap. Burgerschap is juist dat je niet hemel en aarde hoeft te bewegen om een activiteit te ontwikkelen waar jongeren van leren samen te werken. Ook stelt hij dat er iets mis gaat wanneer jongeren niet reeds op de basisschool hebben geleerd hoe ze goed samen kunnen werken.

Sergio Espigares Tallón vertelt dat uit onderzoek blijkt dat het voor de overheid erg lastig is om burgers in een bepaalde richting te bewegen. De overheid is daarmee minder invloedrijk dan veel mensen denken. Hij vertelt ook dat de overheid scholen verplicht heeft gesteld om om aandacht te geven aan burgerschap. Sergio geeft aan dat dit in de kern niet meer inhoudt dan dat de jongeren wordt geleerd om zich aan de democratische regels te houden. Daarbuiten is er alle ruimte voor de eigen autonomie. Hij stelt verder dat burgerschap betekent dat burgers voor zover mogelijk voor hun eigen belangen opkomen. Dat er situaties voorkomen waarin discriminatieklachten niet worden gemeld vindt hij een bizarre situatie

Hinde Chergui (beleidsadviseur o.a. discriminatie en burgerschap Nieuw-West) stelt ook niet te geloven in de effectiviteit het van het van bovenaf opleggen van burgerschap. Ze vraagt op welke manier dit toch gestimuleerd kan worden. Menno Hurenkamp komt met een antwoord: hij stelt dat de essentie is dat de staat haar werk goed moet doen. Dit betekent dat er gezorgd wordt dat de burgers niet doodhongeren, een dak boven hun hoofd hebben en veilig zijn. Afgezien van deze basisbehoeften dienen de burgers behandeld te worden als volwassenen, die zelf in staat zijn om aan te geven er eventuele hulp nodig is. De overheid dient dus wel signalen op te pikken als de burgers ergens om vragen. Menno geeft aan zich op te winden over het gebruik van het begrip eigen kracht in ambtelijke stukken. In bepaalde situaties zijn vakmensen nodig om problemen op te lossen. Daar waar de huid dun is moet je de problemen institutioneel oplossen, zo stelt hij. Een andere ambtenaar uit de zaal benadrukt het belang van het luisteren naar de burgers. Op deze manier wordt voorkomen dat de gemeente uitsluitend vanuit de ambtelijke toren regels maakt. Met deze woorden neemt Menno afscheid van het debat; zoals vooraf aangekondigd kan hij niet tot het eind van het debat blijven.

Sergio krijgt het woord en geeft aan de argwaan met betrekking tot de overheid die haar verantwoordelijkheid naar de burgers schuift met Menno te delen. Hij stelt dat er veel kwesties zijn die niet opgelost kunnen worden door burgers alleen. Dit wordt nog versterkt door het feit dat burgers minder invloed hebben op de maatschappij. Hij geeft het voorbeeld van ouders die minder te zeggen hebben over de gang van zaken op de school van hun kinderen, omdat de scholen groter zijn geworden. Ook wijst hij er in het kader van burgerschap op dat volwassenen de taak hebben om kinderen iets te leren. Hij citeert Spinoza: “mensen worden niet als burger geboren.”

De debatleider vraagt Sergio welke rol organisaties kunnen spelen in het initiëren van burgerschap. Hij geeft aan dat het hierbij gaat om het creëren van groepen en een geluid; het organiseren van macht. Organisaties hebben daarmee een belangrijke rol om problemen in de maatschappij te verhelpen. Uit de zaal komt de reactie dat er recentelijk overal in Amsterdam organisaties zijn opgeheven. Het beleid van de overheid zou ervoor zorgen dat er organisaties die op buurtniveau actief zijn verdwijnen. Sergio Espigares Tallón benadrukt dat ook hij van mening is dat het begrip eigen kracht wordt misbruikt. In de praktijk draait het erop uit dat bepaalde groepen aan hun lot over worden gelaten. Hij stelt dat de overheid zich als partner op dient te stellen. Stimulatie van de overheid is in veel gevallen essentieel voor het ontplooien van eigen kracht. Als reactie op een spreker uit de zaal stelt het ook eens te zijn met het feit dat er een verkeerd signaal afgegeven wordt door homodiscriminatie actief tegen te gaan door verplichte voorlichting op scholen, maar tegelijkertijd niets te doen aan islamofobie.

Een aanwezige die werkt als projectmanager voor vrouwenstudio’s stelt dat er veel mensen zijn die niet de wegen kennen om de overheid te bereiken. Initiatieven als die van haar organisatie acht ze om die reden belangrijk, omdat de vrouwen bij elkaar komen en stapsgewijs burgerschap aanleren. Verder stelt ze een retorische vraag: de maatschappij legt je op te werken en tegelijkertijd te zorgen (voor ouders, kinderen). Wanneer dit door omstandigheden niet lukt, ben je dan een slechte burger? Een andere aanwezige die met migranten werkt geeft aan dat het lastig blijkt om deze doelgroep te laten participeren. Hij stelt vast dat er een forse ongelijkheid bestaat tussen migranten en niet-migranten.

Met betrekking tot de toekomst van het burgerschap merkt Sergio Espigares Tallón dat het belangrijk is om gemeenschappelijk macht te organiseren, waardoor er meer gerealiseerd worden kan. Hij verwacht dat er in dat opzicht nog veel winst te behalen valt en geeft aan dat het belangrijk is om de invulling van de definitie te versmallen naar democratisch burgerschap. Uit de zaal komt de vraag waarom de overheid scholen wel verplicht om voorlichting te geven homodiscriminatie tegen te gaan, maar geen voorlichting om islamofobie te voorkomen? Een andere aanwezige stelt dat de basis artikel 1 van de grondwet zou moeten zijn, respect voor iedereen. Hij zou het liefst zien dat er een lesprogramma zou zijn waarmee respect voor alle minderheidsgroepen wordt aangeleerd. Sergio geeft aan dat het vanuit de overheid erg lastig blijkt om te sturen. Persoonlijk vindt hij wel dat je “aan de basis iets moet laten groeien.” Hij zou graag zien dat er democratisch burgerschap onderwezen wordt op alle basisscholen.

Een vertegenwoordiger van Stichting Al Mawadda (vrijheid) krijgt het woord en spreekt zijn ongenoegen uit over de afname van steun aan organisaties en bewonersinitiatieven door het stadsdeel. Hij stelt dat het juist organisaties met vrijwilligers zijn die de bewoners kunnen bereiken. Hij stelt dat het niet zozeer gaat om financiële ondersteuning als wel om afstemming en samenwerking met het stadsdeel. Momenteel zou er nauwelijks contact bestaan tussen zijn organisatie en het stadsdeel (Nieuw-West). Informatiebijeenkomsten zouden uitsluitend bestemd zijn voor ambtenaren, terwijl de aanwezigheid van bewoners in zijn ogen erg nuttig kan zijn. Samira Rafaela (gemeente) geeft een toelichting op het bericht dat de stadsdelen gaan verdwijnen. Ze vertelt dat er met de inzet van zogenaamde loketten gegarandeerd kan blijven worden dat burgers de overheid kunnen vinden. Sergio Espigares Tallón stelt dat de overheid al langer zoekende is hoe ze dichter bij de burger kan komen. Hij geeft desgevraagd aan dat het geen gek idee is om meer op wijkniveau in proberen te zetten. Hij ziet de voordelen van het eigenhandig beheren en ontwikkelen van projecten op wijkniveau.

Afsluiting

De debatleider vraagt afsluitend aan Sergio Espigares Tallón wat hij meeneemt uit dit debat. Hij geeft aan dat dit debat waarin het begrip burgerschap nader is onderzocht een noodzakelijk begin was. Hij stelt zich des te meer te realiseren wat de verwarring is over de definitie. Het stimuleren van vrijwilligerswerk is belangrijk, maar absoluut niet de kern. Hij wijst erop dat het autonomie en zelfstandigheid zij waar het om gaat. Afsluitend dankt de debatleider de aanwezigen voor hun inbreng. Het volgende debat in de reeks over actief burgerschap gaat over de rol van het onderwijs in de burgerschapsvorming. Dit debat vindt plaats op donderdag 27 juni 2013 om 19.00 uur, wederom op de locatie van Stichting Argan.