Wij spraken met Sylvana Simons over haar politieke ambities en doelen
30 januari 2017
Actief burgerschap, van lokaal naar globaal – Debat 2
30 januari 2017

Actief burgerschap, van lokaal naar globaal – Debat 3

Datum: Vrijdag 4 oktober 2013
Tijdstip: 19.00 uur – 21.45 uur
Locatie: Stichting Argan
Debatleider: Fenna Ulichki
Thema: Een Marokkaan in de kost

Gastsprekers: Fatima Sabah (oprichtster Marokkaans-Turkse vrouwenorganisatie Nisa4Nisa), Nadia Bouras (historica, docent, auteur), Habib el Kaddouri (senior-beleidsmedewerker bij het Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN), Moustapha Selabi en Mohammed Cherrouti (eerste generatie Marokkaanse-Nederlanders).

Opening

Fenna Ulichki, de gespreksleider van vanavond, verwelkomt de aanwezigen en opent de bijeenkomst. De bijeenkomst is het derde deel in de debattenreeks over actief burgerschap, en is georganiseerd door Emcemo en Stichting Argan. Vanavond wordt er uitgebreid ingegaan op de geschiedenis van de Marokkaanse gastarbeiders. Door de kennis hierover te vergroten wordt het eenvoudiger om de hedendaagse multiculturele samenleving te begrijpen. De gespreksleider introduceert Nadia Bouras. Zij bedacht de titel voor de bijeenkomst van vanavond: Een Marokkaan in de kost. Als onderzoeker en auteur over Marokkaanse migratiegeschiedenis waardeert zij de zogenoemde petite histoires. Nadia Bouras heeft twee boeken geschreven die relevant zijn voor het onderwerp van vanavond: Marokkanen in Nederland, de pioniers vertellen en haar promotieonderzoek Het Land van Herkomst, Perspectieven op verbondenheid met Marokko, 1960-2010.

Vanavond wordt het gesprek afgewisseld door fragmenten uit de documentaire Dakira van Karim Traidia, zo vertelt de gespreksleider. De documentaire werd geproduceerd door MTNL naar aanleiding van 40 jaar immigratiegeschienenis. Er wordt direct aangevangen met de vertoning van een stukje uit de film. Hierin worden authentieke beelden vertoond van de praktijk van een wervingskantoor voor gastarbeiders in Casablanca. Het valt op dat het selectieproces erg snel en kil plaatsvindt: op basis van de verschijning en hooguit enkele vragen krijgen de meeste sollicitanten direct meegedeeld dat ze zijn afgewezen.

Levensgeschiedenis Mohammed Cherrouti
Mohammed Cherouti vertelt aan de hand van verschillende vragen van de gespreksleider zijn persoonlijke migratieverhaal. Omdat hij slechts gebrekkig Nederlands spreekt, antwoordt hij telkens in het Arabisch. De gespreksleider zorgt voor de vertaling. Hij vertelt niet direct in Nederland te zijn beland. Hier gingen verschillende omzwervingen en omstandigheden aan vooraf. Ook kwam hij in eerste instantie alleen voor de zomervakantie. Pas toen hij zijn studie in Marokko afrondde bleef hij. “Ik had een paspoort waar niet mijn werkelijke geboortedatum op stond en maakte een hele toer door Spanje, Algerije en Europa. Al snel had ik mijn zinnen op Denemarken gezet, omdat ik gehoord had dat je daar eenvoudig een verblijfsvergunning kon krijgen. Daar aangekomen hoorde ik op een gegeven moment van een Pakistaan dat je voor geld een arbeidscontract kon kopen. Dit stelde me erg teleur: ik had niet dat hele eind gereisd om uitsluitend met corruptie aan de slag te kunnen. Daarom heb ik dat land weer verlaten en verder door Europa getrokken.” Op 27 oktober 1970 kwam hij Nederland binnen en de eerste 5 jaar was hij niet in het bezit van de juiste papieren.

Hij vertelt in een drukkerij te hebben gewerkt, wat in principe goed beviel. “Ik heb de harde periode niet meegemaakt, omdat ik wat later kwam. Wel bestond er al wat wantrouwen ten opzichte van Marokkanen. Er werd bijvoorbeeld aangeraden om met niet meer dan twee mensen over straat te gaan, om onrust te voorkomen.” Hij vertelt dat de huisvesting gebrekkig was. Zo woonde hij op een zolder en was hij in de kost. Op de kamer mocht absoluut niet gekookt worden. Ook was het er vies en moest hij zijn verblijf voor sommigen verborgen houden.Hij vertelt lid te zijn geweest van de enige Marokkaanse vereniging van dat moment. “Die vereniging was erg belangrijk, onder andere omdat dit de enige organisatie was die het mogelijk maakte om geld naar Marokko te sturen. Er waren destijds eenvoudigweg geen banken die dit uitvoerden.”

Een ander praktisch probleem waar Mohammed Cherrouti mee te maken kreeg, was de absentie van halal-vlees. Hij en zijn lotgenoten losten dit op door direct een dier bij de boer te kopen en deze dan illegaal te slachten. Dit leverde soms opvallende situaties op: “Op een bepaald moment had ik een levend schaap in mijn woning. Toen de politie aan de deur stond, lukte het me niet om het dier verborgen te houden. Ik vertelde hen daarom maar dat het beest om educatieve redenen in huis was. De kinderen moesten leren over de natuur… De agenten zijn daarop vertrokken. In werkelijkheid was het schaap natuurlijk voor de slacht; het was de vooravond van een geboortefeest. Niet veel later lag het schaap in de pan. Blijkbaar hadden de buren de geur van het gekookte vlees geroken, want wederom stond de politie voor de deur. “De pruttelende pan is in beslag genomen en ik heb 400 gulden boete moeten betalen.”

Op een heel andere vraag geeft hij aan het te betreuren dat hij in de 43 jaar dat hij hier woont nooit goed Nederlands heeft leren spreken. Hij is van mening dat het voor de persoonlijke ontwikkeling erg belangrijk is om je verstaanbaar te kunnen maken. Hij roept dan ook op om jongeren te stimuleren hun talen te leren. Zelf heeft hij nooit volledig ingezet op het leren van Nederlands, omdat hij voortdurend de angst had om teruggestuurd te worden naar Marokko. Daarnaast stelt hij dat hij er bewust voor koos om met zijn arbeid iets terug te doen voor de Nederlandse maatschappij. Hierdoor voelde hij zich niet verplicht om tijd te besteden aan het leren van de taal. Overdag werkte hij altijd en ’s avonds was hij actief betrokken bij (het opzetten van) de moskee. Hij vertelt zijn vrouw in Nederland te hebben leren kennen. In zijn situatie was er daarom geen sprake van gezinshereniging.

Levensgeschiedenis van Moustapha Selabi
Moustapha Selabi wordt gevraagd hoe hij geworven is als gastarbeider. Hij geeft aan op eigen gelegenheid te zijn gekomen en hij vertelt zijn verhaal. Als jongvolwassene had hij de wens om te studeren. Hiervoor zou hij echter van Casablanca naar Rabat moeten verhuizen en daar was geen geld voor. Als alternatief overwoog hij om het leger in te gaan om officier te worden. Omdat hij het geweld bij de rellen van 1965 nog vers op zijn netvlies had, besloot hij echter dat dit voor hem ook geen optie was. “Ik besloot daarom te proberen in het buitenland aan de slag te komen. In eerste instantie wilde ik naar Zweden. Het eerste praktische probleem dat ik had, was dat ik mijn spaargeld niet legaal over de grens kon meenemen. Een oom heeft daarom voor mij mijn 300 duizend Franse franken gesmokkeld.” Na een eindeloos lange treinreis naar Madrid, volgde niet veel later een evenzo lange trip naar Parijs. Op zijn tweede dag aldaar ontmoette hij een man die Berbers sprak en erg gastvrij was: hij kon gratis bij hem verblijven. Toch had hij het niet naar zijn zin in Parijs, omdat hij de mensen daar arrogant vond. Hij overwoog serieus om terug te keren naar Marokko, maar belandde uiteindelijk in Amsterdam. Hij verbleef in een kamertje op de Staalstraat, waar niet gekookt mocht worden. Ondanks het feit dat de mensen die hij ontmoette nauwelijks Engels of Frans spraken, vond hij de Amsterdammers aardig. Hij besloot daarom te blijven, hoewel het een probleem was om aan een legaal woonadres te komen.

Nadia Bouras haakt op dit verhaal in door te stellen dat veel Marokkaanse gastarbeiders in wezen avonturiers waren. De coverfoto van een van haar boeken wordt getoond. Hierop is te zien hoe modern (hip) de mannen gekleed waren. Moustapha Selabi bevestigt dit beeld: hij geeft aan dat ook hij hip gekleed was en altijd een stropdas droeg. Hij was 24 en vrijgezel.

Levensgeschiedenis Fatima Sabah
De gespreksleider grijpt dit moment aan om het over de vrouwelijke migranten te hebben, die pas jaren later kwamen. Ze vraagt aan Fatima Sabah wanneer zij in Nederland aankwam. “Ik ben ‘geïmporteerd’. In 1977 was ik 15 en al getrouwd met mijn neef. Ik ben met het vliegtuig naar Nederland gestuurd om bij hem en zijn familie te gaan wonen. Ik vond het heel spannend en had geen idee waar ik terecht zou komen.” Ze vertelt dat ze Nederland aanvankelijk erg sprookjesachtig vond. De voor haar onbekend lage temperaturen vond ze echter ondraaglijk. Daarnaast vond ze de onbegrijpelijke en lelijke klanken van de Nederlandse taal ook meer dan genoeg reden om terug te willen. Dit kon echter niet, ook al wilde ze het nog zo graag. Haar schoonvader had namelijk haar paspoort afgepakt. “Daarmee werd ik verplicht om in dat verschrikkelijke appartement in Amsterdam Noord te blijven wonen. We zaten daar met z’n tienen in een vierkamerwoning”. Een baan in het restaurant van de Bijenkorf heeft mijn verblijf hier echter volledig veranderd. Het gaf mij de mogelijkheid te emanciperen. De reden dat ik daar aangenomen werd was overigens curieus: ze vonden mijn haar zo mooi, dat was het enige waar het over ging.”

Nadia Bouras verklaart waarom er zo weinig vrouwelijke gastarbeiders waren: “het waren met name mannen die zelfstandig het land uitgingen (99,8%). De Marokkaanse overheid liet overigens ook duidelijk merken het ongepast te vinden dat vrouwen dit deden.”

Discussie over arbeidsomstandigheden
Er wordt weer een kort stukje uit de documentaire getoond. In het filmpje komt een oud-gastarbeider aan het woord die aangeeft dat ruim 80 uur per week werken destijds de standaard was. Ook wordt aangegeven dat de pensions overvol waren en er voor de werknemers geen vrije keus bestond in de verblijfplaats. Moustapha Selabi wordt gevraagd om zijn persoonlijke verhaal hiertegen af te zetten. “Ik heb op veel verschillende plekken gewerkt: een autospuiterij, een wasserij en voor Albert Heijn. Ik werkte voornamelijk met Nederlanders. Nooit heb ik van die opvallend lange werkweken gemaakt. Wel nam ik de tijd om Nederlands te leren.”

Ook aan Mohammed Cherrouti wordt de vraag voorgelegd of het normaal was om 80 uur per week te werken. Dit was ook in zijn situatie niet het geval. Wel voelde hij zich onjuist behandeld toen hij plotseling werd ontslagen bij de drukkerij waar hij als machinespecialist werkte. Met de steun van de vakbond (CNV) is hij dan ook weer aangenomen bij dat bedrijf. Omdat hij niet het juiste diploma had, kon hij echter niet meer terecht op zijn oude functie.

Nadia Bouras geeft desgevraagd aan dat ook uit haar onderzoek blijkt dat de gastarbeid niet gelijkgesteld kan worden aan slavernij. Er valt veel af te dingen op de filmbeelden van het wervingsbureau. Zo stond de verantwoordelijke van de overheid die selecteerde in Marokko (dhr. Jongejans) bijvoorbeeld onder tijdsdruk en was de aanloop van sollicitanten enorm. Bovendien is het een feit dat er maar enkele duizenden arbeiders geworven zijn. De meesten kwamen op eigen gelegenheid naar Nederland. Het idee dat Nederland de gastarbeider gehaald heeft klopt dus niet, zo stelt ze. Ook geeft ze aan dat het niet klopt dat de gastarbeiders werden verplicht om te werken. Habib el Kaddouri benadrukt het belang van het uit de wereld helpen van deze mythes. Hij stelt dat het gevaarlijk is om een verkeerd sentiment te kweken. Zo kunnen jongeren hier bijvoorbeeld onterecht bepaalde werkgevers op aanspreken.

Plenair debat; gezinshereniging en de rol van de vrouw

De gespreksleider geeft aan dat het tijd wordt om ook de aanwezigen in de zaal bij het debat te betrekken. Om te beginnen loopt ze rond en vraagt aan verschillende mensen of zij de (klein-)kinderen zijn van een gastarbeider en wat hun verhaal is. Twee van hen blijken een vader te hebben die als gastarbeider naar Nederland is gekomen, bij twee anderen was het hun opa. Het valt op dat slechts een van de vier uitgebreid door haar familie is verteld over de migratiegeschiedenis.

Aansluitend wordt er wederom een kort stuk van de documentaire vertoond, ditmaal over gezinshereniging. Fatima Sabah vertelt dankbaar te zijn voor het werk dat ze kon doen hier in Amsterdam. Ze neemt het haar omgeving echter wel kwalijk dat haar nooit een opleiding is aangeboden. Ze voelde zich geen volwaardig burger. Dit gevoel werd versterkt door het feit dat bij de geboorte van haar zoon bleek dat ze niet eens ingeschreven stond in de gemeentelijke basisadministratie. En dat terwijl ze wel gewoon aan het werk was. Ze stelt dat ze alles wat zij bereikt heeft, aan zichzelf te danken heeft; de mannen in haar omgeving waren er wat dat betreft niet voor haar. Tegenwoordig is alles anders, zo stelt ze, de nieuwkomers van nu komen in principe in een gespreid bed terecht.

Nadia Bouras vertelt over de achtergrond van de gezinshereniging. Door de oliecrisis liep de vraag naar arbeid fors terug en werd er in 1973 een arbeidersstop ingesteld in Nederland. Dit hield niet alleen in dat er geen nieuwe gastarbeiders meer werden toegelaten, ook Marokkaanse werknemers die op vakantie gingen naar Marokko kwamen Nederland niet meer in. De enige manier om te kunnen blijven werken en tegelijkertijd de familie nog te kunnen zien, was gezinshereniging. Vanaf 1973 nam dit dan ook fors toe. De Nederlandse overheid stelde hier wel de voorwaarde bij dat er moest zijn voorzien in geschikte huisvesting. Door de heersende woningnood en de vaak grote gezinnen, was dit voor velen een enorme opgave. Ze vertelt verder dat wanneer een gezin eenmaal herenigd was, het wettelijk niet was toegestaan door de overheid dat de vrouwen gingen werken. Het verhaal van Fatima Sabah is dus een uitzondering.

Fatima Sabah reageert met de opmerking dat heel veel meisjes/vrouwen ook niet naar school gingen, toen ze eenmaal in Nederland waren. De familie verwachtte van hen dat ze bijvoorbeeld de zorg voor hun moeder op zich namen. Huisartsen zouden dit mogelijk hebben gemaakt met het afgeven van een medische verklaring. Een aanwezige uit de zaal beaamt dit. De beschreven situatie is volledig van haar van toepassing: “Toen ik het na jaren een beetje naar mijn zin ging krijgen in Nederland, werd ik door mijn beide ouders verplicht om thuis te blijven en voor hen te zorgen. De huisarts vond dit goed. “Blijkbaar dachten mijn ouders dat ik toch alleen maar het huishouden zou doen de rest van mijn leven.” Een andere aanwezige is van mening dat er op deze manier een hele generatie meisjes verloren is gegaan. Habib el Kaddouri wijst op het feit dat destijds ook Nederlandse vrouwen waren achtergesteld. Wel geeft hij te kennen dat er een overbeschermende houding van het Marokkaanse gezin uitging.

Plenair debat; de rol van de collectieve geschiedenis

De gespreksleider geeft aan dat gezien de tijd, het debat op haar einde loopt. Ze geeft de aanwezigen de mogelijkheid om de waarde van de collectieve geschiedenis van de Marokkaanse gemeenschap te beschrijven. Habib el Kaddouri stelt dat het heel menselijk is om geïnteresseerd te zijn in je verleden. “Het is een onderdeel van je identiteit en daarmee belangrijker dan materiële zaken. Het is voor ons belangrijk om perspectief te geven aan onze geschiedenis. Dat biedt zingeving: trots en troost.”

Nadia Bouras benadrukt dat de behoefte om de gedeelde geschiedenis levend te houden, niet alleen bij de kinderen en kleinkinderen van de arbeidsmigranten ligt. Ook voor de eerste generatie arbeidsmigranten is het belangrijk om bewust te blijven van het verleden. Het is niet voor niets dat zij met heel veel gretigheid hun verhaal vertellen. Ze gaat verder: “Voor velen zijn de oudere Marokkanen een soort schimmen. Ze weten nauwelijks iets over hun leven. Het beeld dat ze zielig zijn klopt echter niet, ik zou ze eerder als avonturiers beschrijven.” Ze vertelt verder dat vooral de periode 1960-1973 een erg enerverende tijd was. De problemen waar iedereen zich zo bewust van is (werkloosheid en gebrek aan autoriteit die zich uit in agressie binnen het gezin), bestonden toen nauwelijks.

De gespreksleider, die zelf ook een dochter is van een arbeidsmigrant, stelt een vraag aan haar eigen dochter, die ook aanwezig is. Dit meisje, die dus derde generatie is, antwoordt desgevraagd dat ze het nooit zou aandurven om 3 duizend kilometer te rijden naar een onbekend land, zonder dat je zelfs de taal spreekt. “Ik heb groot respect voor mijn opa om zijn lef en doorzettingsvermogen,” zo stelt ze.

Moustapha Selabi stelt dat het probleem is dat de Nederlandse overheid te laat heeft onderkent dat de gastarbeiders zouden blijven en meer nodig hadden dan alleen een arbeidsplaats. Hij stelt dat hij overigens zijn hele verhaal over zijn leven als jonge vrijgezelle man in Nederland met zijn familie deelt. Ook Fatima Sabah geeft aan haar geschiedenis met haar kinderen te hebben gedeeld.

De gespreksleider stelt afsluitend dat kan worden geconcludeerd dat er veel onwetendheid is over de geschiedenis van de arbeidsmigranten. Ze stelt dat het voor de jongere generaties erg nuttig is om het bewustzijn over de collectieve geschiedenis te vergroten. Ze werpt dan ook het praktische idee op om in dit kader een gezamenlijke dagtrip te organiseren met jongeren van Argan en mensen van de eerste generatie. Abdou Menebhi (EMCEMO) geeft aan enthousiast te zijn over dit idee. Hij vindt dat de sfeer van avontuur opnieuw op de arbeidsmigranten moet neerdalen. De regie dient te worden opgepakt en gezamenlijk dient de agenda te worden bepaald. “Wij moeten terug naar het avontuur, maar ons avontuur is echt burgerschap.”

Afsluiting

De gespreksleider dankt de aanwezigen voor hun komst en bijdrage. De volgende bijeenkomst vindt plaats op vrijdag 1 november 2013 en heeft als onderwerp ‘De binding tussen jongeren en de samenleving’. Ook dat debat zal plaatsvinden op de locatie van Stichting Argan en starten om 19.00 uur.