Datum: Vrijdag 7 maart 2014
Tijdstip: 20.00 uur – 21.45 uur
Locatie: Stichting Argan
Debatleider: Mohamed Bouker
Thema: Verkiezingsdebat, in het kader van politiek burgerschap
Gastsprekers: Jan Paternotte (D66), Maureen van der Pligt (SP), Rutger Groot Wassink (GroenLinks), Emre Ünver (PvdA).
De debatleider heet alle aanwezigen welkom en vertelt dat de politici van de PvdA, D66, de SP en GroenLinks vanavond met elkaar in debat zullen gaan. Hij roept het publiek op om vooral te reageren, en dus vragen te stellen aan de verschillende debaters. Het debat zelf wordt gevoerd aan de hand van stellingen. Hiermee komen verschillende grote verkiezingsthema’s aan de orde.
Nog voordat de politici zichzelf hebben geïntroduceerd ontstaat er een discussie. Er wordt gesteld dat D66 een linkse partij is en op de PvdA lijkt. Jan Paternotte geeft aan dat er op bepaalde vlakken een overlap is met de genoemde partij. Hij stelt echter dat er ook grote verschillen zijn, bijvoorbeeld in de manier hoe beide partijen kijken naar het illegalenvraagstuk. Dan krijgen de vier deelnemers toch de gelegenheid om zichzelf kort voor te stellen.
Jan Paternotte is de eerste die reageert. Hij geeft aan het oneens te zijn met de stelling. Hij beargumenteert dit door aan te geven dat preventief fouilleren zeer veel politiecapaciteit vraagt. Daarnaast vindt hij het niet bij Amsterdam passen dat mensen in de rij moeten staan voor een dergelijke controle. Ook stelt hij dat de vooroordelen van de politiemedewerkers in de praktijk, het selecteren van de te fouilleren personen, beïnvloeden. Hij wil etnisch profileren op dit vlak en ook op andere vlakken tegengaan.
Emre Ünver stelt dat het probleem van etnische profilering bij fouilleeracties reeds achterhaald is. Hij geeft aan dat de gemeenteraad er inmiddels voor gezorgd heeft dat dit bij dergelijke preventieve controleacties niet meer mogelijk is. Er is een protocol ingevoerd waarbij de selectie altijd aselect is (elke vijfde persoon). Hij benadrukt dat ook hij vindt dat etnisch profileren actief moet worden tegengegaan. Wat preventief fouilleren betreft, stelt hij dat zijn partij het instrument wil blijven gebruiken, maar dan uitsluitend in situaties die daar echt om vragen. Maureen van der Pligt geeft aan dat haar partij nooit een voorstander is geweest van preventief fouilleren. Ook zij stelt dat de baten niet tegen de kosten opwegen. Zo zou het een fulltime politiemedewerker maar liefst acht maanden kosten om één vuurwapen te onderscheppen.
Ook vanuit de zaal komen er opmerkingen over het preventief fouilleren. Zo vertelt een taxichauffeur te zijn gefouilleerd tijdens zijn werk, waarbij er een klein mesje werd gevonden dat hij gebruikt voor het schillen van appels. Dit zou hem veel problemen hebben opgeleverd. Emre Ünver reageert desgevraagd op de geschetste situatie. Hij stelt dat dit eenvoudigweg fout is. Rutger Groot Wassink stelt tenslotte voor om na de verkiezingen helemaal te stoppen met preventief fouilleren.
Maureen van der Pligt merkt op dat ‘overlast’ een dubieus begrip is. Er wordt veel geklaagd over overlast van jongeren. Ze stelt dat het bij jongeren hoort om elkaar op te zoeken. Het samenscholen op straat wordt echter al snel als overlast ervaren. Daarnaast stelt ze dat criminaliteit ontegenzeglijk dient te worden aangepakt. Rutger Groot Wassink vult hierop aan dat de stelling onterecht aanneemt dat er nu niet wordt ingegrepen bij overlast en criminaliteit. Daarnaast stelt hij dat ook zerotolerance een onduidelijk omschreven begrip is.
Jan Paternotte is het met dit laatste eens; hij noemt het een ‘loze VVD-slogan’. Hij wenst te voorkomen dat dergelijke symboolpolitiek een rol van betekenis heeft. Om dezelfde reden is hij verheugd over het feit dat de SP heeft kunnen bewerkstelligen dat de mosquito (apparaatje dat hoge toon geeft en ingezet wordt om hangjongeren te verjagen) niet meer gebruikt wordt in Amsterdam. Hij geeft hen hiervoor een compliment. Rutger Groot Wassink merkt ten slotte op dat in zijn ogen ook het blowverbod in de categorie ‘politieke stoerdoenerij’ valt: een norm waar niets zinnigs mee bereikt wordt.
De actuele kwestie van het eventueel strafbaar stellen van illegaliteit wordt ter sprake gebracht. Emre Ünver geeft aan dat mensen in zijn ogen in principe nooit illegaal zijn. Hij geeft aan dat het wetsvoorstel hem persoonlijk dan ook pijn doet. Hij benadrukt dat de PvdA Amsterdam in deze afstand neemt van het kabinetsbeleid. Rutger Groot Wassink geeft aan verrast te zijn over deze uitspraken. Hij stelt dat lijsttrekker Pieter Hilhorst een ander geluid laat horen. Bovendien wordt de landelijke wet door de PvdA gesteund. Jan Paternotte geeft aan deze uitspraken van Ünver om die reden ook niet te begrijpen. Hij wijst erop dat zijn partij zowel in de Tweede- als in de Eerste Kamer tegen de wet stemt. Emre Ünver herhaalt met klem dat de PvdA Amsterdam tegen het strafbaar stellen van illegaliteit is. Daarnaast belooft hij persoonlijk een actieve tegenstander te blijven, zo lang hij in de politiek zit.
Vanuit het publiek komt de vraag of de groep vluchtelingen die momenteel in de vluchtgarage verblijft, zal worden voorzien van een verblijfsvergunning. Rutger Groot Wassink benadrukt dat er niets over de groep als geheel gezegd kan worden, als het gaat om de afgifte van verblijfsdocumenten. Hij stelt dat dit niet kan omdat het een zeer gemêleerd gezelschap betreft. Zijn partij is van mening dat ook de asielzoekers die uitgeprocedeerd zijn van brood, bed en bad voorzien dienen te worden door de gemeente. Hij formuleert het als ‘de dure plicht’ die nu met de vier aanwezige politici wordt overeengekomen.
Emre Ünver geeft aan het van groot belang te achten dat er ook, wat werkloosheid betreft, extra aandacht dient te zijn voor de zwakste groepen. Hij reageert op de cijfers van jeugdwerkloosheid onder jongeren met een migrantenachtergrond. Volgens de debatleider is dit 40%. Hij stelt echter dat er wijken bestaan waar tot 80% van de jongeren geen baan of opleiding heeft. Om hier iets aan te doen vindt hij dat bedrijven die actief discrimineren aangepakt moeten worden. Zo zou de gemeente deze bedrijven dienen uit te sluiten voor lokale aanbestedingsopdrachten.
Maureen van der Pligt is van mening dat dit holle woorden zijn. Ze verwijst naar de ‘kwestie Randstad’. Binnen dit bedrijf werd aantoonbaar gediscrimineerd, maar deze kennis heeft de gemeenteraad er niet van weerhouden met hen een megacontract te sluiten. Ze spreekt hier ook GroenLinks op aan. Rutger Groot Wassink zelf laat weten dat ook hij van mening is dat er forse sancties dienen te volgen op aangetoonde vormen van discriminatie. Als idee om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, noemt hij de mogelijkheid om de haven als grote werkgever op te leggen om bijvoorbeeld minimaal 1000 mensen uit achterstandswijken te selecteren voor een baan.
Jan Paternotte merkt op dat toenmalig wethouder Asscher zeven jaar geleden beloofde een zwarte lijst op te stellen van bedrijven die etnisch profileren. Dit zou tot op heden echter niet gebeurd zijn. Verder wijst hij op het feit dat de gemeente als geheel de grootste werkgever van Amsterdam is. Hier zouden in potentie dus veel jonge werkzoekenden terecht kunnen. Hij geeft aan te betreuren dat dit door de vacaturestop niet het geval is. Om de ernst van het probleem te onderstrepen wijst hij op de cijfers. Van de jongeren met migrantenachtergrond is 40% werkloos. Dit is een fors verschil met de groep Nederlandse jongeren, waarvan ‘slechts’ 9% thuis zit. Refererend aan het bekende voorstel om anoniem solliciteren mogelijk te maken, stelt hij dat dit iets kan helpen, maar dat het aanpakken van de achterliggende oorzaak prioriteit dient te hebben.
Uit de zaal komt de opmerking dat D66 staat voor een kleinere overheid. Er wordt gevraagd hoe dit te rijmen valt met de eerdere oproep van Paternotte om de vacaturestop op te heffen. Jan Paternotte geeft hierop aan dat er momenteel per twee jaar slechts 24 traineeplekken vrijkomen. En dat terwijl in zijn ogen verjonging van de gemeente ook voor de gemeente zelf belangrijk is.
Maureen van der Pligt geeft aan dat het haar gestoken heeft dat bedrijven die het wel goed doen op het gebied van het aannamebeleid, hiervoor niet beloond worden. Ze geeft een voorbeeld van een organisatie die zonder subsidie verschillende jongeren, die erg ver van de arbeidsmarkt afstonden, een solide baan verschafte. Ze vindt dat er bij aanbestedingen in het vervolg wél rekening gehouden dient te worden met dergelijke wapenfeiten.
Achmed Baâdoud (stadsdeelvoorzitter Nieuw-West) vraagt of het mogelijk is om bij elke aanbesteding af te spreken dat de ingeschakelde teams voor een bepaald deel uit jongeren zullen bestaan. Meteen wordt er door iemand anders gevraagd wat de ervaring is met de handhaving van het niet nakomen van afspraken die gemaakt zijn bij aanbestedingen. Maureen van der Pligt geeft aan dat er boeteclausules worden afgesproken, maar dat er in de praktijk bijna nooit daadwerkelijk boetes worden opgelegd. Emre Ünver stelt dat wanneer het niet lukt om via de marktpartijen te bewerkstelligen dat alle jongeren voldoende kans hebben op werk, de gemeente hiervoor zal moeten gaan zorgen door de opdrachten weer in eigen beheer uit te voeren.
Een student in de zaal geeft aan teleurgesteld te zijn over de aard van de oplossingen die de politici tot nu toe hebben aangedragen in het debat. Hij stelt concrete en duidelijke standpunten te verwachten. Daarnaast geeft hij aan een tegenstander te zijn van de participatiewet. Hij keurt het af dat er voor een schamele vergoeding verplicht gewerkt moet worden. Hij vraagt zich af waarom de wet vanavond nog niet besproken is.
Maureen van der Pligt geeft aan dat haar partij ook een tegenstander is van de verplichting om willekeurige werkzaamheden uit te voeren tegen de gangbare lage beloning. Ze stelt dat de prioriteit dient te liggen bij het creëren van banen. Haar alternatief voor de besproken maatregel is het aanvullen van het inkomen van de werkende uitkeringsgerechtigde. Zo kan ervoor gezorgd worden dat ook deze groep tenminste het minimumloon kan ontvangen.
Een andere student vraagt zich af of de politici wel voldoende op de hoogte zijn van hoe de wereld van de jongeren er daadwerkelijk uitziet. Hij gelooft niet dat alleen discriminatie de reden is voor het feit dat jongeren met een migrantenachtergrond vaker werkloos zijn. Het is ook vaak onkunde. Hij stelt dat het veel zou opleveren wanneer werkgevers getraind worden in het begrijpen van de jongeren, dan zal de samenwerking soepeler verlopen. Emre Ünver geeft aan met hart en ziel te geloven in de kracht van diversiteit. Diversiteit versterkt een team. Rutger Groot Wassink is het hiermee eens. Hij vindt dat deze positieve kant van de huidige samenleving uitgelicht moet worden. Tegelijkertijd zet hij het idee in perspectief door te wijzen op het feit dat er momenteel eenvoudigweg te weinig vacatures zijn.
Jan Paternotte is van mening dat de PvdA haar verantwoordelijkheid niet heeft genomen in de afgelopen decennia. Hij stelt dat deze partij inmiddels 66 jaar in de gemeenteraad zit, maar dat er nog steeds groepen zijn die buiten de boot vallen. Emre Ünver op zijn beurt geeft aan gestoken te zijn door deze opmerking. Hij zegt teleurgesteld te zijn in het feit dat de laatste drie keer dat er een participatievoorstel werd behandeld, D66 geen steun heeft geboden.
Een MBO-student klaagt over het algehele niveau van zijn opleiding. Ook merkt hij op dat de accenten verkeerd gelegd worden. Zo zou de focus veel meer moeten liggen op het gekozen vak, dan op vakken zoals Nederlands en Engels. Maureen van der Pligt valt hem bij. Zij is van mening dat de vakopleidingen tegenwoordig te theoretisch zijn. Daarnaast is het problematisch dat jongeren zelfs voor een functie als vakkenvullen bij de supermarkt een Havodiploma nodig hebben. Haar partij wil initiëren dat meer kleinere bedrijven in staat gesteld worden om als leer/werkplek te fungeren. Op die manier komen er zeer veel stage- en werkervaringsplekken bij.
Hierop ontspint zich een discussie over het opleggen van de plicht voor werkgevers om actief bij te dragen aan het oplossen van de grote werkloosheid onder jongeren met een migrantenachtergrond. Emre Ünver geeft aan voorstander te zijn van positieve discriminatie. Bij gelijke geschiktheid zou de sollicitant uit de minder kansrijke groep voorrang dienen te krijgen. Jan Paternotte laat weten een pertinent tegenstander te zijn van deze maatregel. Hij voorspelt dat de regel in de praktijk geen concrete resultaten op zou leveren, omdat de werkgever zich te allen tijde kan beroepen op zijn inschatting dat de autochtone sollicitant inhoudelijk sterker is dan de sollicitant uit de achterstandswijk.
Jan Paternotte geeft aan dat hij hoe dan ook wel voorstander is van het actief aanpakken van discriminatie. Rutger Groot Wassink laat hierop weten te vinden dat er meer gedaan moet worden op dit vlak, hij wijst op het risico dat er alleen maar gepraat wordt. Hij stelt dat hij voor het instellen van een dergelijk quotum is, zodat de achterstanden onder de migrantengroepen sneller weggewerkt worden. Maureen van der Pligt laat weten ook een voorstander te zijn. Ze wijst op het feit dat vrouwelijke gemeenteambtenaren aanzienlijk minder verdienen dan hun mannelijke collega’s.
Jan Paternotte geeft aan van mening te zijn dat goed onderwijs essentieel is in het tegengaan van uitsluiting op de arbeidsmarkt. Hij vertelt dat zijn partij ervoor gezorgd zou hebben dat hierin aanzienlijk geïnvesteerd is in de afgelopen jaren. Een vrouw in het publiek hecht eraan op te merken dat alleen meer investeren in onderwijs niet zal zorgen dat de tweedeling op de arbeidsmarkt verdwijnt. Het niveau van het onderwijs is volgens haar de afgelopen 10 jaar enorm verbeterd. De prioriteit zou nu moeten liggen bij het aanpakken van het racisme, dat in haar ogen zeer hardnekkig is heden ten dage.
Maureen van der Pligt wijst erop dat de inrichting van het onderwijs een bepalende factor is in het tegengaan van racisme. Het is essentieel dat kinderen met verschillende achtergronden elkaar leren kennen. Ze vindt het dan ook een kwalijke zaak dat er bijvoorbeeld zo weinig gedaan is om zwarte scholen om te vormen. Ze stelt dat het zeer teleurstellend is dat D66 tegen de afschaffing van vrijeschoolkeuze is, die hierop gericht is. Een jongen uit het publiek geeft aan weinig te zien in de effectiviteit van de wet. Mensen in goede wijken hebben er baat bij, maar mensen in minder goede wijken zullen hun best doen om hun kinderen toch in een andere wijk op school te doen. Maureen van der Pligt laat weten tegen dubbele inschrijflijsten te zijn en de wet hierop aan te willen passen, zodat het echt niet meer mogelijk is om kinderen naar een school buiten de buurt te brengen. Ze herhaalt dat het voor kinderen en meer nog voor pubers erg belangrijk is dat ze bij elkaar zijn.
Tenslotte worden de politici enkele vragen gesteld over de mate waarin hun kieslijst een representatieve afspiegeling is van de Amsterdamse samenleving. Jan Paternotte geeft aan dat het klopt dat er op de eerste acht plekken op zijn kieslijst geen mensen met een migrantenachtergrond staan. Wel staan er twee mensen met een dergelijke afkomst op een verkiesbare plaats. Hij stelt dat er in zijn partij niet in positieve discriminatie wordt geloofd en laat weten dat er in andere gemeenten wel migranten hoog op de kieslijst van zijn partij staan. De voorzitter vraagt zich hardop af of hij zich op deze manier niet zelf ook schuldig maakt aan verschuiling achter het argument dat bij de selectie de autochtonen betere kandidaten bleken te zijn.
De voorzitter stelt voor om ook de laatste stelling te behandelen. Jan Paternotte is de eerste die reageert. Hij is van mening dat er meer doorstroming gecreëerd moet worden bij de sociale huurwoningen. Daarnaast vindt hij dat er meer kleine sociale huurwoningen gebouwd moeten worden. Beide maatregelen komen ook de jongeren ten goede, zo stelt hij.
Rutger Groot Wassink stelt dat de veronderstelling dat de sociale huurwoningen die momenteel gebouwd worden voornamelijk van het grotere soort zijn, onjuist is. Daarnaast hecht hij eraan op te merken dat er sowieso te weinig gebouwd wordt (in 2013 slechts 200 sociale huurwoningen).
Maureen van der Pligt wijst erop dat het aandeel sociale huurwoningen alleen maar afneemt. In de ogen van haar partij zou dit juist moeten toenemen. De gedachte die zij hierbij hanteren is dat niet meer dan 37% van het inkomen aan huisvesting hoeft te worden besteed. Jan Paternotte merkt op dat zes van de tien Amsterdamse huizen een sociale huurwoning is. Hij vindt dit aandeel te hoog, omdat het ervoor zou zorgen dat het voor tweeverdieners onmogelijk wordt om in Amsterdam te wonen. Achmed Baâdoud vraagt of D66 van plan is om een deel van die studenten en kleine sociale huurwoningen ook in de stadsdelen Zuid en Centrum onder te brengen. Met het oog op de differentiatie is het in zijn ogen belangrijk dat hiervoor niet uitsluitend naar Nieuw-West wordt gekeken. Jan Paternotte is van mening dat het juist wel goed is om dergelijke huisvesting aan de randen van de stad te realiseren.
De voorzitter stelt de politici afsluitend de vraag wat hun standpunt is ten opzichte van het welzijnswerk. Hij legt hen de concrete vraag voor of Stichting Argan over vier jaar nog steeds in staat zal zijn een debat als deze te organiseren. Alle vier de politici geven hierop hun woord. Maureen van der Pligt verklaart dat haar partij juist wil investeren in jongerenwerk en welzijnswerk. Jan Paternotte geeft een voorbeeld van een welzijnsorganisatie waar ondanks de bezuinigingen juist meer bereikt wordt.
De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng. Hij concludeert dat er veel besproken is en dat er echt wat te kiezen valt. Hij wenst de politici veel succes met de rest van de campagne. Woensdag 19 maart 2014 zijn de verkiezingen. Dit debat was de laatste bijeenkomst in de reeks Actief burgerschap, van lokaal naar globaal en wordt afgesloten met een voordracht van de dichter Kno’Ledge Cesare, van Afrikaanse komaf. Hij vertelt het gevoel te hebben dat de mensen in zijn omgeving niets weten van de Afrikaanse cultuur en hem dus niet echt kennen. Hij vindt dit opmerkelijk, omdat Nederland reeds 400 jaar betrekkingen onderhoudt met Afrika. Zelf is hij wel op de hoogte van alle Nederlandse gebruiken. Hij draagt het gedicht “Voor Vrijheid en één Nederland “ voor.