Expertmeeting ‘Jeugdcriminaliteit, komt het ooit nog goed?’ 8 mei 2023 Verslag
2 juni 2023

Verslag rondetafelgesprek jongerenwerk na corona

Aanwezigen:

Aisha – Gespreksleider, werkt bij Stichting Argan
Don – Gespreksleider, stagiair bij Stichting Argan
Ayla – Jellinek preventie
Kalai – Programma thrive GGD Amsterdam Projectleider
Marijn Julius – Onderzoeker bij GGD Amsterdam Gezond leven
Marcel – SIDI Stichting die jongeren coacht
Thijs – Nederlands Jeugdinstituut. Veel onderzoek gedaan naar mentale gezondheid in tijden van Coronacrisis
Elise – GGD flevoland, GGD-arts Onderzoek naar mentale gezondheid onder jongeren, voorzitter regionaal expertteam.
Lieke – Gemeente Amsterdam, Onderdeel van jeugd en veiligheid van Amsterdam Zuid.
Sabi – directeur van stichting Argan
Ron – Verwij Jonker instituut, onderzoek naar polarisatie
Amin – loopt stage bij Jellinek

BESPREKING THEMA 1 : MENTALE GEZONDHEID

Marijn vertelt over eenzaamheid onder jongvolwassenen en hoe de GGD hier onderzoek naar doet. Volgens Marijn is eenzaamheid een onplezierig gevoel van gemis aan sociale relaties. Er zijn drie subsoorten: Sociale eenzaamheid (geen onderdeel van een grotere groep mensen), Emotionele eenzaamheid (gemis aan intimiteit), Existentiële eenzaamheid (je staat er in je eentje voor). Binnen de verschillende gezondheidsmonitoren zijn er verschillende manieren om te kijken of er sprake is van eenzaamheid. Bij jongvolwassenen gebruiken ze de korte versie van de Jong-Gierveld Eenzaamheid-schaal. Hierbij hebben ze drie vragen voor sociale en drie voor emotionele eenzaamheid. Recent onderzoek 16-25 jarige. Doel was het onderzoeken van het welzijn, de lichamelijke en mentale gezondheid en het genotsmiddelen-gebruik van Amsterdamse jongvolwassenen en de impact van de Coronacrisis. De jongeren voor het onderzoek zijn via sociale media gerekruteerd, daarnaast lokale instituties gecontacteerd en zelf nog flyers uitgedeeld. 1955 Amsterdamse jongvolwassenen hebben een online vragenlijst ingevuld.
Wat waren de uitkomsten van het onderzoek: Jongvolwassenen in Amsterdam ervaren net zoveel eenzaamheid als de rest van Nederland. Wel hele hoge percentages van eenzaamheid. Eenzaamheid komen het vaakst voor bij: neemt af bij toenemende leeftijd, vaker bij laagopgeleiden en maken bij Niet-Nederlandse herkomst. Ook verschil tussen stadsdelen, bij Zuid is de eenzaamheid een stuk lager dan bij Noord of Zuidoost bijvoorbeeld.

Kalai: “De eenzaamheid van jongeren is vaak verborgen. Ondanks dat je heel veel mensen om je heen hebt, dat je naar school gaat, dat je uitgaat, kan je je toch heel eenzaam voelen.”.

Marcel: “Koppelen ze dat ook terug?”

Elise: “Ergens bijhoren en echt contact met mensen draagt wel heel veel bij aan de mentale gezondheid, dus daarmee zeggen ze indirect wel dat het heel belangrijk is.”

Kalai: “Ze zeggen ook vaak dat ze sociale vaardigheden missen, dat hebben wij van de jongeren teruggekregen. Ook door sociale media. Eerste stappen zijn al eng.”

Sabi noemt een voorbeeld van een kind waarvan moeder is overleden en vader altijd in het buitenland. Deze jongen is alleen thuis en haalt alleen maar énen op school.

Kalai: “Thrive Amsterdam is in 2019 gestart en wordt wereldwijd gebruikt. Werkt vooral buurtgericht. 45 procent van de Amsterdammers ervaren een vorm van mentale klachten en 9 procent ervaren ernstige psychische klachten. We hebben vier actielijnen: mentaal gezonde maatschappij, buurt, school en werk. Wij doen dit vooral door mentale gezondheid bespreekbaar te maken. We zijn bijvoorbeeld langs verschillende scholen geweest en hebben leerlingen peer to peer met elkaar laten spreken over elkaars mentale gezondheid. Het was heel bijzonder wat er gebeurde, als je ze niet had gekend dan had je gedacht dat het vrienden waren, omdat die gesprekken zo vriendelijk waren. Verder kijken we naar wat voor beleid er in de wijk is en kijken we naar wat de hiaten zijn en waar nog meer aandacht nodig is en zorgen dat er contact komt tussen de verschillende partners. Wij zijn heel erg de partij die de connecties maakt tussen de andere partijen. We willen dat het in de haarvaten zit van de samenleving dat als iemand zich eenzaam voelt dat diegene precies weet waar hij heen kan gaan om zich beter te voelen. En we doen ook aan onderzoek. Als we signaleren in een wijk dat er geen cijfers zijn over een bepaald onderwerp, dan doen wij daar onderzoek naar. Wij doen dit met Coalitie Amsterdam Vitaal Gezond en we werken veel met het ministerie van volksgezondheid.
Een paar voorbeelden van wat wij hebben gedaan; We hebben een aantal bokszakken opgehangen en daar zitten ook QR codes bij met trainingen die onder andere over mentale gezondheid gaan. Ik ben nu bezig met tien bekende Nederlanders die op een schilderij staan met een verhaal over mentale gezondheid, die gaan we door vijf OBA’s laten rondreizen. Als je een goed idee hebt, en je wil met je stichting iets betekenen, mail mij. thriveamsterdam@ggd.amsterdam.nl.”.

Marcel vraagt wat de taal doet momenteel bij onze doelgroep.

Kalai antwoord: “Wij zijn ook aan het stoeien, want wat voor taal gebruik je? We zoeken ook wel naar andere woorden. Hoe gaat het met je, zit je lekker in je vel ipv. gaat het mentaal goed met je. We proberen het onderwerp zo ook lichter te maken. Het is ook belangrijk dat het er mag zijn, dat je een dag niet lekker in je vel kan zitten. We vragen het ook aan de jongeren als we een tekst schrijven, of het bij ze aansluit. Bij jongeren moet je niet aankomen met een website, dat kan veel beter via social media.”.

Marcel vraagt of de woordwaarde afneemt, of we niet meer begrijpen wat iets betekent.

Elise benoemt dat je moet meegaan met de jongeren: “Jongeren zeggen niet ik heb een depressie, maar zeggen ik heb geen energie of ik ben verdrietig. Dus je moet goed luisteren. Ik denk dat je dat echt in de praktijk moet leren hoe je daarmee omgaat zelf. “

Marcel: “Hoe doen jullie dat dan?”

Elise: “Ja, veel oefenen.”

Kalai: “Ik heb ouders met een Chinese afkomst, dus ik moest altijd al een vertaalslag maken en cultuur-sensitief zijn.”

Marcel:  “Jongeren zijn vaak bang om iets verkeerds te zeggen verbaal, om te kwetsen of zich verkeerd te uiten. Er is een barrière.”

Kalai: “Daarom is het belangrijk om die jongeren tools mee te geven. Dat hoeft niet altijd in taal te zijn, dat kan ook in kunst of sport. Wat werkt voor jou? Als ik een slechte dag heb gehad dan ga ik boxen en voor iemand anders is het weer hardlopen. Ik denk dat dat heel belangrijk is om te onderzoeken per jongere van wat werkt nu voor mij.”

Elise: “Cijfers uit Flevoland laten zien dat gemiddeld 1 op de 4 jongere psychische klachten heeft en dat de helft van onze jongeren zeer veel stress ervaart. Mentale gezondheid wordt voornamelijk beïnvloed door verschillende levenservaringen. Als jongeren vragen wat de mentale gezondheid beïnvloed dan noemen jongeren zelfverzekerdheid, positief denken. Slechte invloed, stress, falen en slechte thuissituatie. Verder geven jongeren aan dat depressie en mentale gezondheid twee verschillende dingen zijn. Dus als je naar depressie zoekt dan vind je niet perse de jongeren die mentaal ongezonder zijn. Jongeren met een migratieachtergrond ervaren andere stressfactoren, zoals familiedruk, discriminatie.
Jongeren nemen heel veel verantwoordelijkheid voor hun eigen mentale gezondheid. Hier komt dus ook het stigma van dat als je mentaal ongezond bent dat het dan je eigen schuld is. Het is belangrijk dat we jongeren tijdig opsporen omdat de gevolgen groot kunnen zijn. Jongeren kunnen uitvallen op school en kunnen dan thuis komen te zitten wat weer invloed kan hebben op de volwassenheid. Ook is het belangrijk dat we ouders meenemen. Ouders met mentale problemen krijgen ook kinderen met meer kans op mentale problemen.”.

Thijs: “De tendens is om heel erg te kijken naar wat kunnen we doen om jongeren sterker te maken, maar vanuit het Nederlands jeugdinstituut denken we dat de jongeren niet perse anders zijn dan ze vroeger waren, maar dat de samenleving andere dingen van ze vraagt dan vroeger. De Coronacrisis is een interessante periode om te zien wat er gebeurt als je dat een beetje verwaarloosd, school had geen sociale functie meer en dan zie je ook dat je meer signalen krijgt van eenzaamheid of jongeren die niet goed slapen. Er ontstaan dus klachten die jongeren minder weerbaar maken. Als we kijken naar oplossing is ook goeie hulp, maar ook kijken naar de basis, naar wonen, naar klimaat, hoe kunnen we dat versterken. Ik zie bijna nooit jongeren aan tafel en als er jongeren aan tafel zitten dan zijn het jongeren die heel actief zijn en dat zijn juist niet de jongeren om wie het eigenlijk gaat.”.

Kalai: “De jeugd in Amsterdam heeft ook vaak te maken met een bi-culturele achtergrond en deze generatie worstelt erg met waar hoor ik nou bij. En dan nog eens die studieschuld erbovenop en huisvesting. Wat is mijn toekomst en is er wel een toekomstperspectief voor mij?”

Sabi: “Vanuit de overheid zijn er veel programma’s. Maar ik zie maar weinig prestaties in de praktijk. Er zijn veel kinderen van 12 tot 18 die eenzaam zijn, maar die worden niet gesignaleerd en dan gebeurt er niks voor hun. Ik ben ook vrijwilliger bij een voetbalclub en dan zie je 3 kinderen die eenzaam zijn en die dan stoppen bij de voetbalclub, maar er gebeurt niks, er is geen aanspreekpunt. Er is geen meldpunt, het komt niet bij de doelgroep aan. Er is een grote afstand.”

Kalai: “Wij hebben Uptalk waarmee mensen op een heel laagdrempelige manier contact op kunnen nemen en ik denk dat het belangrijk is dat jongeren hierop gewezen worden. Je hebt ook de luisterlijn en de kindertelefoon en ik denk dat daar veel meer bekendheid aan moet worden gemaakt onder de jongeren.”

Thijs: “De afstand voor veel jongeren naar hulp of naar andere volwassenen buiten hun ouders is vrij groot. Ook veel wantrouwen; het vertrouwen in de overheid is niet heel groot. De relatie met de leraar is ook niet goed over het algemeen. En dan vind ik het wel een interessante vraag, waar kan je jongeren heel laagdrempelig bereiken in hun eigen leefwereld, want nu trekken we ze vaak juist uit hun leefwereld om te bereiken.”

Kalai: “Het lijkt mij ook belangrijk dat we de kinderen leren om een netwerk op te bouwen.”

Thijs: “En wie doet dat dan met die kinderen?”

Kalai: “Ik denk dat het belangrijk is dat we in die wijk gaan zitten met die jongeren.”

Lieke: “Jongeren krijgen niet eens de emotionele toestemming vanuit huis uit, dus dan kan je wel weten waar je heen moet, maar je gaat niet. Hoe bereik je die jongeren?”

Amin: “Ik denk dat het eerst laagdrempelig gedaan moet worden .”

Lieke: “Moeders zijn nog wel in gesprek, maar vaders zijn echt een no go.”

Amin: “Ieder gezin heeft zijn eigen programma, de mogelijkheid om iemand te bereiken of met iemand in gesprek te gaan is sowieso heel moeilijk.”

Marcel: “Van wie leren ze het dan als het niet de ouders zijn?”

Amin: “Ze zitten 7/8 uur per dag op school. Er zijn ook heel veel mensen die in aanmerking komen voor een stadspas, maar dit uit schaamte niet doen.”

Elise: “In Dronten hebben ze het zo opgelost door iedereen een stadspas te geven.”

Amin: “Jongeren durven daar echt niet over te praten met een schoolleider of zo, er is te weinig vertrouwen en te veel schaamte.”

Elise: “De mentoruren zijn de eerste die het wegvallen bij bezuinigingen, terwijl die juist het belangrijkst zijn. Jongeren moeten vertrouwen hebben voor ze iets gaan delen met je.”

Lieke: “Je mist een enorme doelgroep waarbij geen vertrouwen is die niet door de zorgcoördinatoren wordt gezien. Vanuit school wordt van alles gedaan en dat is prachtig, maar het is niet toereikend. Vanuit jongerenwerk is het hetzelfde. Maar overal zijn wel diezelfde regels, als je buiten de pas loopt dan kan je niet meekomen. En in dat stukje zit een heel groot gat, dan krijg je middelengebruik en uitval op school.”

Thijs: “Onderwijs is eigenlijk de plek die de meeste tijd en ruimte heeft, met wijkteams en zorgcoördinatoren, maar die zitten ook aan een limiet. In zweden hebben ze al heel vroegtijdig contact met ouders. Ze hebben daar een ontmoetingsruimte en je ziet dat daar vertrouwen ontstaat tussen een sociaal werker en ouders van alle afkomsten, ze krijgen gewoon contact over hele simpele dingen en vanuit daar gaan ze vragen of er hulp vragen. Dus dat is eigenlijk een voorziening die niet ontstaat vanuit heb je hulpvragen kom bij mij, maar meer een voorziening die er al is om je thuis te voelen. “

Kalai: “Vaak is het ook onwetendheid, dus ik denk dat het daar begint. Iets dat je zelf niet hebt kan je ook niet doorgeven. Dus we zetten daar ook op in. We willen mensen bewust maken. Ik geloof ook echt dat elke ouder het beste voor hun kind wil en die proberen het ook, maar soms heb je gewoon niet de kennis of de kunde. “

Marcel: “We praten nu vooral over jongeren onder de 18 of hebben we het dan ook over 18+?”

Elise: “Ik heb het ook over 18+. De invloed van ouders die rijkt ook veel verder dan die 18 jaar.”

Lieke: “Is de eenzaamheid gegroeid onder jongeren ten opzichte van voor corona of zijn daar de cijfers niet van?”

Thijs: “Landelijk hebben we dat tijdens de Coronacrisis veel gezien. Maar over de periode na de Coronacrisis is er nog niet veel bekend. Het lijkt er wel op dat er een soort nasleep-periode is geweest. Maar je zag ook wel dat een heel groot deel van de jeugd weer terugveert.”

Lieke: “Maar je ziet ook dat er veel dingen gemist zijn.”

Kalai: “We hebben het over een achterstand, maar ze hebben het allemaal gehad, dus laten we ze de tijd geven. Het heeft gewoon even stilgestaan en het lijkt me belangrijk dat wij ze de tools geven.”

Thijs: “Maar ik blijf erbij dat veel jongeren een omgeving nodig hebben die stimuleert, niet alleen iets geven om het zelf aan te pakken. Ik was vroeger heel druk en dan werd ik in een straflokaal gezet en moest ik strafwerk maken, vraag die jongeren juist een keer wat er anders moet. En dan zul je ook zien dat ze zich gehoord voelen.“

Kalai: “Ja, ik ben het met je eens we moeten echt aan die jongeren vragen, wat heb jij nodig. Het kunnen ook hele kleine simpele oplossingen zijn waar zij aan denken.”

BESPREKING THEMA 2: Middelengebruik

Ayla vertelt over het programma van de Jellinek: “Jellinek houdt zich bezig over alles met middelengebruik, ook gokverslaving en gamen. Wij gaan wijkgericht te werk. We zitten ook op scholen en we hebben gesprekken met jongeren. Het doel is om jongeren eerder bij ons te krijgen. Om te voorkomen dat iemand echt heel erg in problemen raakt. Daarnaast hebben wij ook Connect, dat is een vrijwilligersgroep die voorlichting geven over alles wat te maken heeft met middelen.”.

Don: “Welk verband zien we tussen eenzaamheid en middelengebruik?”

Ayla: “Ik zie dat veel jongeren moeite hebben met het invullen van de tijd. Ik zie dat ze door vakantie bijvoorbeeld heel erg terugschieten in een bepaalde mate van gebruik. Eenzaamheid heeft daar zeker mee te maken, want bij eenzaamheid kan ook afwezigheid van een daginvulling horen.”

Marcel: “Hoort gaming ook bij middelengebruik?”

Ayla: “Ja, zeker. Bij gaming gebruiken we een aantal pijlers, sport en spel, School, slapen en als dat in balans is dan zien we het niet als een probleem, maar anders wel.”

Thijs: ”Hoe was dat tijdens corona?”

Ayla: “We zagen vooral tijdens corona dat het middelengebruik onder mensen die al gebruikten toenamen.”

Lieke: “Is er ook een verschuiving geweest in soort middelengebruik?”

Ayla: “Ja, tijdens corona werden er meer psychedelica gebruikt.” 

Don: “En jij zit op het onderwerp preventie, wat willen jullie dan precies voorkomen?”

Ayla: “Onze mission-statement is voorkomen dat iemand in de problemen raakt en gezondheidsschade oploopt, daarom zijn we niet om middelengebruik überhaupt te gebruiken. We willen dat jongeren de juiste informatie hebben zodat ze het zo verantwoordelijk mogelijk kunnen doen. We zeggen wel stel het uit, tot boven de 18 met dat middelengebruik. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het na je 18e geen risico meer is.
Jongeren vinden het heel spannend om over drugs te praten en in zo’n eerste gesprek komt dat vaak wel op gang, maar iemand daarna monitoren is heel lastig. Meestal staan jongeren er wel voor open, maar vallen ze toch weg. “

Lieke: “Maar het is natuurlijk een enorme stap om als je vapet om naar Jellinek te worden gestuurd.”

Marcel: “Ergens bevestig je ook een probleem. Als je naar Jellinek gaat dan heb je een probleem. Wat weten jullie over de sociale factor in het gedrag met middelengebruik?”

Ayla: “Ik heb vaak het gesprek, van al mijn vrienden doen het.”

Marcel: “Doen ze het met hun vrienden of zijn er ook alleengebruikers?”

Ayla: “We hebben verschillende stadia en in het sociale gebruik dan doe je het als een groep. Meesten gaan vanuit sociaal gebruik en stappen dan over naar alleen gebruik, dat het ook een functie krijgt, om beter te slapen bijvoorbeeld. Dan wordt het ook meer risicovol.”

Don: “Waar ligt het verschil tussen probleemgebruik en verslaving?”

Ayla: “Een belangrijk verschil is dat bij een verslaving het middel echt centraal is komen te staan. Je bent ontzettend bezig met aan het middel komen. Je hebt binnen een verslaving ook nog gradaties, je hebt ook mensen die nog wel kunnen functioneren met een verslaving, maar dat betekent niet dat je dan geen hulp nodig hebt.”

Lieke: “Hoe komen jullie aan jullie jongeren?”

Ayla: “De zorgcoördinatoren en mentoren op scholen verwijzen naar ons door. Als wij aan een te jonge groep voorlichting geven, dan kan het wat meer negatieve effecten hebben, dat jongeren juist nieuwsgieriger worden naar drugsgebruik.”

Don: “Maar ze gaan wel op de basisschool al seksvoorlichting geven? Dus waarom dan niet drugsgebruik?”

Ayla: “Ja, daar gaat de GGD over, jammer dat ze net weg zijn. De GGD pakt het op voor onder de 15.”

BESPREKING THEMA 3 POLARISATIE

Ron vertelt: “Ik doe onderzoek naar radicalisering, maatschappelijke spanningen. Polarisatie is op zichzelf al een problematisch begrip want het is heel erg breed. Polarisatie is een proces, het is geen stilstaande situatie, maar het ontwikkelt zich. Het kan beginnen met ongemak of ergernis en kan zich ontwikkelen naar dat je niet alleen bezwaar hebt tegen een opvatting van iemand maar dat je ook bezwaar krijgt tegenover een persoon of een groep, dus dat er ook identiteit aan te pas komt. Dat hebben we ook gezien tijdens corona, aanzet begin van de pandemie ging het nog over argumenten. Er waren wappies die geloofden in complottheorieën, maar de meerderheid wilde geen vaccin omdat ze het nog niet vertrouwden en dat is een ander narratief dan de complottheorie. Dan had je ook nog mensen met een links narratief, dat mensen werden uitgesloten ook bijvoorbeeld met de qr codes, er waren allemaal redenen maar dat werd op 1 hoop gegooid. Als je na twee jaar nog geen vaccin hebt dan heb je je vaak moeten verdedigen en dan wordt het vaak een identiteit, dan ben je een weigeraar of ben je voor vrijheid en tegen vaccins. Als het een identiteit is geworden is het moeilijk om daar nog argumenten tegen aan te voeren. Alles wat er over vertelt wordt verandert niet meer hun mening. Bij Overvecht ging het zo, waren bewoners tegen het komen van een azc en toen gevraagd werd waarom bleek het te gaan om dat Overvecht het gevoel had dat alle problemen bij hun gedumpt werden en dat zij er niks aan hadden. Het ging dus helemaal niet perse over geen vluchtelingen willen, maar meer een bepaald onderliggend gevoel tegen de opgelegde veranderingen van de gemeente. Dus eigenlijk moet je kijken wat zit er onder het topje van de ijsberg.
Jongeren zijn meer online gegaan tijdens corona. Ook omdat ze zich eenzaam voelde. Woningnood, klimaatcrisis. Jongeren kijken wat gebeurt en aan oplossingen. Ze gaan op zoek naar antwoorden. Ze hebben gemerkt dat de overheid heel sterk is, maar tegelijkertijd kunnen ze de woningcrisis en het klimaat niet oplossen. Op het internet heb je ook opiniemakers en sommige jongeren komen dan in contact met complottheorieën. En die complottheorieën hebben 1 rode draad. “Er is een elite die aan de touwtjes trekt en die is niet controleerbaar’. Extreemrechts is ook alomtegenwoordig in het internet en die worden ook gekoppeld aan die complottheorieën. Ik heb voor de Anne Frank stichting een onderzoek gedaan onder jongeren naar hun houding naar de parlementaire democratie, het blijk dat jongeren daar nog veel waarde aan hechten dat ze er zijn, maar ze denken er wel negatief over, de politici krijgen niks voor elkaar. Op het gebied van competentie zijn ze dus negatief over de overheid en de instituties. Als je vraagt hoe het dan wel zou moeten dan komen jongeren met een sterke leider of een sterkere regering die buiten de oppositie om een beslissing zou kunnen nemen, dus eigenlijk met ondemocratische oplossingen. Die antidemocratische neigingen zie je dus niet alleen bij rechts maar ook bij links. Dat is ergens ook wel te begrijpen, want dingen zijn heel urgent, maar het is ook een geleidende schaal, want als je voor het ene probleem naar ondemocratische oplossingen reikt, dan waarom niet naar het volgende en het volgende.”.

Lieke: “Is dat nieuw?”

Ron: “Dit anti-institutionele extremisme of polarisatie is redelijk nieuw ja. Voorheen als er conflict was in de samenleving dan was dat helder. Als er conflict was over lonen dan gingen de vakbonden de straat op en dan wist de overheid dat ze met de vakbondsleiders in gesprek moesten. Bij Corona-demonstraties lopen allemaal verschillende groepen en standpunten door elkaar. Er is nu veel meer wantrouwen in de overheid, maar ook bijvoorbeeld voor een wijkagent, het negatieve denken over de overheid straalt dus af op de gezaghebbers op straat. De menselijkheid van de overheid neemt ook af. Als jij als burger een negatieve ervaring hebt met een ambtenaar, dan kan je die ambtenaar nog de schuld geven, maar als je dat hebt met een chatbot, dan verlegt dat wantrouwen zich naar het hele instituut.”

Don: “Gaat het ooit nog goed komen of wordt het alleen maar erger?”

Ron: “Ik geloof heel erg in kantelpunten. Je krijgt vanzelf weer een shift in wat belangrijk wordt gevonden. Dus mogelijk dat het nu meer die kant op komt. Ik heb er wel vertrouwen in, maar ik denk niet dat het morgen is opgelost.”

Aisha: “Wat zeg je tegen jongeren die zeggen: “ik vertrouw de overheid niet, want kijk maar naar de toeslagen-affaire.”?”

Ron: I”k zou de werkwijze van de jongerenwerkers aan iedereen aanraden, namelijk dat je luistert, en ze zelf te laten nadenken over wat hun bronnen zijn en ze zo wat kritischer te maken. De rode draad is dat mensen zich niet gehoord en niet gekend voelen. Dus dat moet je eigenlijk wel doen, terug naar de burger. “

Aisha: “Hoe ver ligt die oplossing dan in educatie over nep-nieuws bijvoorbeeld?”

Ron: “De overheid kan natuurlijk maar heel weinig directe invloed uitoefenen over content in sociale media. Echt illegale content, daar kun je op modereren. De echt extremistische content verdwijnt naar telegram en 4chan. Daar ligt nog wel een uitdaging, hoe je met die platforms aan gaan. Maar dan heb je bij de grote platforms nog heel veel borderline content die eigenlijk extremistische content verpakken in de vorm van humor en dat het moeilijk is om te zeggen dat dit illegaal is en dat ook moderatoren van grote platvormen heel veel moeite hebben met dit te signaleren. Het vergroten van weerbaarheid is ook belangrijk, je ziet nu dat wel gastlessen worden gegeven dat zijn dan 4 lessen over wat is nep-nieuws. Van onbewust onbekwaam worden ze bewust bekwaam, vaak denken jongeren dat ze het kennen, maar blijkt het toch ook wel nieuw voor hun. Eigenlijk zou dit wel structureler in het onderwijs mogen.”

Thijs: “Het is zo gemaakt dat de meest gelikete reacties bovenaanstaand en de meest gelikete reacties zijn vaak de meest extreme reacties en jongeren worden daar natuurlijk ontzettend door beïnvloed. Er zit een enorm versterkende reactie daarin. Hoe kan je dat tegengaan? Mediawijsheid, hoe ga je daar mee om?”

Ron: “Die reactiepagina’s die mogen wel meer aandacht krijgen er wordt ook echt gewoon content geplaatst die valt onder desinformatie.”

Lieke: “Het gaat hand in hand, alleen al de Andrew Tate filmpjes die langs gaan onder kinderen van 14 waarbij meisjes niks meer durven te zeggen, dat het een soort standaard wordt van dit is hoe we met elkaar omgaan. Het is niet eens meer zichtbaar. De scholen proberen wel, maar de tools zijn nog niet toereikend hierin. “

Emine: “Vanaf wanneer wordt de grens getrokken van dit kan niet meer door de beugel? Bij die comments bijvoorbeeld?”

Lieke: “Er is natuurlijk wel een grens qua racisme, dat is wetgeving over.”

Amin: “Die filmpjes worden ook niet perse gestuurd met slechte intenties, vaak gewoon van oh dit is grappig. Terwijl ze er zelf niks mee te maken hebben en niet weten wat voor ideologie er achter een filmpje zit. “

Thijs: “Dan is de vraag ook kan je dat voorkomen en hoe?”

Emine: “Het lijkt me heel moeilijk om dit te voorkomen, jongeren weten ook niet wanneer iets racisme is. Het is onduidelijk waar de grens wordt getrokken.”

Elise: “Heeft dit ook met polarisatie te maken? Dat mensen meer praten over wat mag wel en wat mag niet gezegd worden?”

Ron: “Er wordt ook meer geprocedeerd in de samenleving, ik weet niet of dat met polarisatie te maken heeft. Het ingrijpen bij, is iets nou een sterke mening of zou je iets als ongewenst moeten beschouwen. In een team kunnen daar heel veel verschillende meningen over zijn. Je persoonlijke overtuigingen spelen ook mee. Er is behoefte aan meer structuur hierin en duidelijkheid. “

Marcel: “Er wordt ook heel weinig in ik-taal gesproken, ik ben van mening dat. Het is vooral wij en zij.”

Ron: “In dorpen kom je telkens dezelfde jongeren tegen en je gaat naar dezelfde keet, dan wordt dat groepsdenken ook versterkt. Hoe minder contact ze hebben hoe negatiever ze zijn over bijvoorbeeld de multiculturele samenleving, omdat ze alleen aan hun informatie via sociale Media komen. Je ziet ook veel ressentiment naar de randstad. De samenleving verandert snel en niet iedereen kan en wil dat bijbenen, vooral in dorpen, dus als in reactie daarop hechten ze vooral aan hun regionale identiteit. Dat is toegenomen. “

Thijs: “Ik ben wel benieuwd naar de mensen die met jongeren werken of die polarisatie jou belemmert in je werk of juist helpt?”

Lieke: “De afstand, daar maak ik wel gebruik van. De afstand waar de jongeren vanuit gaat met mij. Ik ben wit, ik praat bekakt, dus de vooronderstelling is dat ik rijk ben en nog nooit een probleem heb gehad, dus daar maak ik wel gebruik van. Door dat gesprek aan te gaan, door daarover te praten. Ik heb een hoop jongeren die zich echt buiten de maatschappij voelen en die verwachten dat ik hun ook buiten de maatschappij zet. Maar dat is niet perse de polarisatie. “

Marcel: “Ik ben met jongeren erg bezig om zich bewust te maken van zichzelf en ze verantwoordelijk te maken van wat ze zelf zeggen en vinden. Niet meer in de wij of in de zij, maar in de ik en dan komen ze bij zichzelf. En dan is er ook opeens ruimte om die ander te laten zijn voor wat hij is. “

CENTRALE AFSLUITING

Don: “Alle bedankt voor uw komst en uw inzet en expertise en het was mij een waar genoegen.”