Eenzaamheid poster
Eenzaamheid is een feit
30 augustus 2021
Verslag rondetafelgesprek jongerenwerk na corona
4 oktober 2023

Expertmeeting ‘Jeugdcriminaliteit, komt het ooit nog goed?’ 8 mei 2023 Verslag

Locatie: Argan

Debatleider: Rahma el Hannoufi

Sprekers:

Frank Paauw is hoofdcommissaris van de politie-eenheid Amsterdam.

Gregory van Geene is Netwerkspecialist in Amsterdam Zuidoost.

Rianne de Back is landelijk jeugdofficier van justitie.

Karin van Baarle is portefeuillehouder Jeugd & Wapens.

Martin Nanninga is ook werkzaam bij politie Amsterdam en een directe collega van mevrouw van Baarle.

Frank Weerman is hoogleraar criminologie aan de Erasmus universiteit van Rotterdam.

Igor Wawryka is ex-gedetineerde, ervaringsdeskundige in jeugdcriminaliteit en motiverende spreker voor de jeugd.

Publiek: Professionals waaronder: Gemeente Amsterdam (Jeugd & Veiligheid), jongerenwerkorganisaties, politie Amsterdam, Onderwijzers, GGZ, Jeugdbescherming, Politici, en eventueel journalisten.

Eerste deel: probleemanalyse van jeugdcriminaliteit met de sprekers en het publiek

Frank Weerman benoemt dat er in de jeugdcriminaliteit een groep is die in de cijfers onzichtbaar blijft, namelijk de meiden, deze groep speelt een veel grotere rol dan opgemerkt wordt. De debatleider vraagt aan Karin van Baarle hoe de politie hier mee omgaat. Karin van Baarle benoemt dat haar collega’s verbonden zijn met allerlei soorten netwerken, waaronder vrouwennetwerken. Ze vertelt dat ze projecten hebben lopen voor kwetsbare vrouwen en meiden en dat ze deze projecten steeds verder proberen uit te rollen zodat uiteindelijk alle stadsdelen meedoen. Daarnaast benoemt ze dat het goed is dat de politie en de stadsdelen elkaar steeds beter weten te vinden.

Door het publiek wordt opgemerkt dat er steeds meer met ervaringsdeskundigen wordt gewerkt en er wordt gevraagd hoe de sprekers naar het onveilige aspect hiervan kijken. Abid Tounsi (coördinator stichting Ara Cora) zegt hier wel ervaring mee te hebben. Hij legt uit dat je om te kunnen bemiddelen tussen groepen het vertrouwen van mensen nodig hebt en je daardoor niet alle informatie die je binnen krijgt met de politie kunt delen. Daarmee zou je het vertrouwen verliezen. Verder benoemt hij dat het heel belangrijk is om je eigen veiligheid te waarborgen en ook tot op zekere hoogte informatie te delen.

Het gesprek gaat verder over de betrokkenheid van ouders. Abid Tounsi stelt dat er wel heel veel ouders zijn die het goed willen, maar dat er ook heel veel ouders zijn die tekort komen, die bijvoorbeeld zelf beperkt zijn. Ook benoemt hij alleenstaande moeders die s’avonds werken en waarvan het kind tot s’avonds laat buiten is, door gebrek aan controle. Tot slot benoemt hij dat waar voor de één politie voor veiligheid staat, politie voor de ander juist als vijand worden gezien, omdat je misschien op vijfjarige leeftijd een politieteam hebt zien binnen vallen en gezien hebt hoe er een zak over je moeders hoofd werd getrokken.

Een vrouw uit het publiek benoemt dat niet alleen kinderen buiten een gebrek aan controle hebben, maar ook binnen online. Ze stelt dat de maatschappij tegenwoordig erg ingewikkeld is en dat het keihard werken is om een geweten aan te leggen bij je kind.

Een gemeenteraadslid uit het publiek geeft een kanttekening bij het onderwerp ouders. Ze benoemt dat het organiseren van de juiste hulp voor je kind in een situatie van armoede onnodig complex is, daarnaast ervaart ze een gebrek aan vertrouwen tussen de instanties, zo stelt ze dat men elkaar niet opzoekt en dingen niet met elkaar deelt.

Igor Wawrinka vertelt over zijn ervaring. Hij is zelf ex-gedetineerde en heeft uiteindelijk hulpverleners gekregen die hij kon vertrouwen. Deze informeerde hem over hun zwijgplicht en hebben hem nooit hierin verraden. Igor stelt dat oprechte hulp vanuit je hart komt en benoemt hoe belangrijk het is dat je als hulpverlener iemand met respect behandelt. Hij legt uit dat als je een mens als een dier gaat behandelen, deze zich als dier zal gedragen, maar dat als je een mens als mens behandelt, deze zich als mens zal gedragen. Igor stelt dat er veel jongens zijn die graag geholpen willen worden en dingen willen vertellen, maar dat zij hiervoor niet andere jongens willen verraden. Volgens Igor moet je hulp onvoorwaardelijk aanbieden, anders werkt het niet.

Een man uit het publiek die in Nieuw-West is opgegroeid benoemt het belang van vrouwen en het zorgwekkende gebrek aan vertrouwen onder vrouwen onderling en überhaupt.

Abid Tounsi stelt dat het heel belangrijk is dat jongerenwerk al op school aanwezig is, want daar begint het; voordat de politie of justitie wordt ingeschakeld kan de school jongerenwerk benaderen om met de ouders te bemiddelen.

Tweede deel: bespreking van aanbevelingen, oplossingen en actiepunten voor jeugdcriminaliteit

Mohamed Azahaf (Beleidsadviseur Preventie met Gezag, Openbaar Ministerie) stelt dat er drie soorten ouders zijn: ouders die profijt hebben van de criminele inkomsten van hun kind, ouders die heel ver af staan van de leefwereld van hun kinderen en ouders die alles ontkennen. Vervolgens stelt hij dat Jeugdorganisaties meer moeten bieden dan alleen maar tafeltennistafels, dat is volgens hem niet genoeg om hun leefwereld te vergroten. Volgens Mohamed heb je een podium nodig waar je jongeren kunt empoweren en kunt focussen op talentontwikkeling. Ook vind hij dat het OM gesprekken moet blijven voeren in de wijk. Er zijn, volgens Mohamed, best veel Marrokkaanse ouders die eigenlijk helemaal niet weten hoe de wereld in elkaar zit, die niet verder komen dan hun eigen huiskamer en dus niet weten dat er hulpverleners zijn of dat het OM met de handen in het haar zit. Aan Karin van Baarle wordt gevraagd of dit verhaal herkend wordt door de politie. Zij antwoord dat dit zeker herkend wordt, maar dat je hierbij aan de politie niet genoeg hebt. Volgens Karin moeten de handen in één geslagen worden en moet er meer worden samen gewerkt. Zij hebben namelijk niet de tools om ouders te empoweren, dus hebben ze meer kennis van anderen nodig om dit te kunnen doen.

Mohamed Azahaf vraagt of we een alternatief hebben tegenover groot geld. Een grote aantrekkingskracht van criminaliteit onder jongeren is, volgens Mohamed groot geld. Een uurloon van 4 euro tegenover snel geld is niet aantrekkelijk, stelt hij, dus de vraag is of wij als samenleving bereid zijn om een alternatief te bieden. Frank Weerman reageert hierop dat stoppen met criminaliteit een langdurig proces is, dat alternatief werk benodigd, maar ook een persoonlijk verhaal. Hij raadt aan om de jongeren te confronteren met de gevolgen van hun daden en ze te laten proberen dat goed te maken. Igor Wawryka stelt dat snel geld niet gelukkig maakt, maar dat het ingewikkeld is voor jongeren, omdat ze niet weten hoe ze met geld om moeten gaan en zo snel in de schulden belanden waar het moeilijk uit te komen is zonder snel geld.

Politieman Jeroen stelt dat het eigenlijk al begint in de opvoeding en dat je als ouder moet doorgeven aan je kind dat dingen verkeerd zijn. De belangrijkste partner, volgens Jeroen, is de ouder, dus stelt hij voor om in die ouder te investeren zodat die ouder de regie kan oppakken en dat kind een 24 uuropvang krijgt. Mohammed benoemt dat er een eerlijk verhaal moet worden meegegeven aan de ouders en dat dat ook soms harde confrontatie betekent. Bewustwording en durven benoemen wat er speelt. Abid Tounsi beaamt en stelt dat eigenwaarde ook heel belangrijk is. Jongeren worden, volgens hem, doodgegooid met beelden van veel geld hebben en mooie auto’s, maar daar moet je iets tegenover zetten. Abid stelt voor om te vragen aan de jongere wat voor invloed hij op zijn omgeving heeft om hem zo bewust te maken van zijn waarde.

Een man uit het publiek stelt dat ouderbetrokkenheid heel belangrijk is en dat je rolmodellen nodig hebt, daarom zijn er meer pedagogen nodig op sportclubs om jongeren te ondersteunen bij het kiezen voor een ander pad.

Een vrouw uit het publiek stelt dat omgaan met geld een vak moet worden op school.

Een andere vrouw uit het publiek merkt op dat ze vaak mensen die arm zijn iets kwalijk neemt, wat ze mensen die rijk zijn niet kwalijk neemt. Ze vraagt zich af waarom we alleen arme jongeren het kwalijk nemen dat ze snel geld willen verdienen, terwijl iedereen dit wilt, volgens haar.

Netwerkspecialist Gregory stelt dat het bieden van perspectief heel belangrijk is, dat dit nu ook langzamerhand meer gebeurt, maar dat daar veel meer aandacht voor moet komen.

Een man uit het publiek stelt dat de overheid meer moet investeren in moeders, omdat de vaders vaak afwezig zijn, bijvoorbeeld door uit te leggen aan die moeders hoe de samenleving en het onderwijs werkt.

Mohammed Azahaf stelt dat het belangrijk is voor je kinderen om de lat hoog te leggen, dat zou hun zelfvertrouwen sterken. Abid Tounsi reageert hierop dat we als ouders geneigd zijn om vanuit ons eigen perspectief te kijken, maar dat het heel belangrijk is om te kijken naar het perspectief van de jongeren zelf.

Een vrouw uit het publiek stelt dat je zonder het exacte papiertje of de specifieke jaren ervaring gewoonweg niet binnen komt en dat we onszelf daarom moeten afvragen waarom het zo moeilijk is voor jongeren om bij organisaties binnen te komen en een eerlijke kans te krijgen. Rianne de Back reageert hierop door te stellen dat we jongeren goed kunnen helpen door ze stages aan te bieden en ze te laten zien wat voor banen er zijn.

Igor vertelt dat hij vroeger thuis slecht behandelt werd en dat als je elke dag hoort dat je niks bent en niks gaat worden, dan wordt het ook niks met je. Hij vindt dat wij die jongeren moeten laten weten dat ze meetellen en dat we ze zien.

Tot slot vat de debatleider samen dat eigenwaarde en ouderbetrokkenheid veel gehoorde onderwerpen zijn, dat er ouders zijn die het gewoonweg niet willen zien, maar dat er ook ouders zijn die het echt niet weten en stelt tot slot dat we het veel gehad hebben over jeugdcriminaliteit in de breedste zin van het woord en er nog een aparte conferentie moet worden gehouden voor de onzichtbare groep meiden.

Slotwoord door hoofdcommissaris Amsterdam Frank Pauw

Hoofdcommissaris Amsterdam, Frank Pauw, start zijn slotwoord door te constateren dat de ontwikkeling over het algemeen goed is. Het gaat, volgens hem, steeds beter met de jeugd. Wel zien ze—zoals vaker als het in het algemeen de goede kant op gaat—dat een kleinere groep sneller in de zwaardere criminaliteit terecht komt. Op het ogenblik zien ze, stelt Pauw, dat jongeren heel snel van de radar verdwijnen, omdat ze in de zwaardere criminaliteit gerekruteerd worden. Die zwaardere criminaliteit is erg lucratief en concurreert ernstig met school en werk. Dit zijn, volgens Pauw, vooral de jongeren die kwetsbaar zijn, die geen goede thuissituatie hebben en geen omgeving hebben die hun moreel kompas helpt. Ook zijn dit jongeren die vrij snel in een situatie terecht komen waar geen terugweg uit mogelijk is.

Een andere zorg die de hoofdcommissaris heeft is dat het vertrouwen in de politie van jongeren in zogeheten ‘pechwijken’ erg laag is. De politie wordt onder die jeugd geassocieerd met etnisch profileren en racisme. Dit is zonde, vindt de commissaris, want dit zijn juist de mensen die ze bij zich willen hebben werken, want qua diversiteit heeft de politie nog een wereld te winnen.

Verder constateert Frank Pauw dat de straatcultuur niet bijdraagt aan dat jongeren zich veilig voelen. De messen, maar ook de snitchcultuur, daar wordt je, volgens Pauw, veel meer in meegezogen dan vroeger.

Ook is het steeds moeilijker voor de politie om in contact te komen met de jeugd, stelt Pauw, zodra de jeugd met de politie spreekt wordt ze al verdacht van snitchen. Hij zegt dat de politie er graag voor iedereen wil zijn en dat het daarom zorgelijk is als ze contact met de jeugd missen, omdat ze dan moeilijker kunnen signaleren welke jongeren er in de problemen raken.

Een ander element dat de hoofdcommissaris opbrengt zijn de bezuinigingen. Hij vertelt dat het hem niet verbaasd dat de mensen die kwetsbaar zijn in deze tijd extra kwetsbaar zijn, vanwege de lange wachttijden die er op dit moment zijn in de geestelijke verzorging.

Om positief te eindigen wil Frank Pauw nog benoemen dat hij heel veel vertrouwen heeft in de jeugd en dat het goed gaat met het merendeel van de jeugd en stelt nogmaals dat de politie er graag voor iedereen wil zijn en zelf ook diverser wil zijn om herkenbaarder te zijn en daardoor ook beter in verbinding te komen.

Afsluiting

De debatleider uit dank voor de bijdrage van alle experts en de organisators en hoopt op een vervolg.

Overzicht van de belangrijkste punten

  • Er is een onderbelichte groep in de jeugdcriminaliteit, namelijk de meiden.
  • Jongeren willen geen vrienden verraden en daarom is het belangrijk dat hulp wordt aangeboden zonder voorwaarden.
  • Ouders hebben soms geen zicht en controle op hun kinderen, omdat ze met hun eigen moeilijkheden zitten.
  • Het is belangrijk om deze ouders bewust te maken van hoe de maatschappij werkt en wat er speelt onder de jeugd.
  • Ouderbetrokkenheid.
  • Het opbouwen van eigenwaarde via motiverende woorden, maar belangrijker door het bieden van kansen en mogelijkheden tot talentontwikkeling is een goede manier om jongeren uit de criminaliteit te halen.
  • Over het algemeen gaat het goed met de jeugd, maar een kleinere groep vervalt sneller in zware criminaliteit.
  • Belang van samenwerken en vertrouwen tussen verschillende instanties.
  • Meer diversiteit bij de politie kan zorgen voor beter contact met de jeugd.