Actief burgerschap, van lokaal naar globaal – Verslag debat 6
30 januari 2017
Wij spraken met Sylvana Simons over haar politieke ambities en doelen
30 januari 2017

Actief burgerschap, van lokaal naar globaal – Debat 4

Datum: Donderdag 14 november 2013
Tijdstip: 19.00 uur – 21.45 uur
Locatie: Stichting Argan
Debatleider: Fenna Ulichki
Thema: De binding tussen jongeren en de samenleving

Gastsprekers: Mohamed el Boulahfati (coördinator IJdockzz), Iman Akel (Gemeenteraadslid PvdA en gezinsvoogd bij Bureau Jeugdzorg), Abdou Menehbi (Euro-Mediterraan Centrum voor Migratie & Ontwikkeling).

Opening

Fenna Ulichki heet alle aanwezigen hartelijk welkom op dit vierde debat in de reeks over burgerschap. Ze vertelt dat het onderwerp van vanavond gaat over jongeren en hun verbinding met de samenleving. Meteen geeft ze aan dat het om een vrij debat gaat en nodigt de aanwezigen uit om hun mening te verkondigen zonder een blad voor de mond te nemen. Verder merkt ze op dat ze uit ervaring weet dat burgerschap een onduidelijk begrip is. Ook binnen haar functie als gemeenteraadslid is ze regelmatig bezig met het onderwerp. Tenslotte vraagt ze de gastsprekers om zich voor te stellen.

Abdou Menehbi (EMCEMO) vertelt dat hij zich al meer dan 40 jaar inzet voor de verbreding van burgerschap in de samenleving. De vraag die in zijn ogen vandaag centraal staat, is hoe het komt dat jongeren niet betrokken bij zijn bij maatschappelijk relevante vraagstukken. Hij stelt dat jongeren van Marokkaanse afkomst veel individualistischer zijn dan hun ouders. Ze zijn wat dat betreft ‘verhollandst’. Hierbij valt hem op dat de ene Marokkaanse jongere moeiteloos opgaat in de maatschappij, maar dat de andere hierbij juist veel problemen ondervindt. Het valt hem op dat de meeste mensen zich distantiëren van deze laatste groep, inclusief de jongeren die het wel succesvol zijn. Hij stelt echter dat solidariteit en betrokkenheid essentieel is om deze jongeren (weer) op het rechte pad te krijgen.

Iman Akel werkt als gezinsvoogd bij Bureau Jeugdzorg Amsterdam en is tevens gemeenteraadslid voor de Partij van de Arbeid. Volgens haar begint burgerschap al bij het groeten van de buren. Haar ervaring is dat er met betrekking tot dit begrip in de politiek met twee maten wordt gemeten. Ze geeft als voorbeeld dat allochtone jongeren worden aangezet om een sollicitatietraining te volgen om aan een baan te komen, terwijl het juist de maatschappij is waarin iets moet veranderen zodat ook allochtonen gelijke kansen hebben. Tegelijkertijd stelt ze dat het belangrijk is om positief in het leven te staan. Ze benadrukt dat het essentieel is om de schoonheid van het leven te zien en te realiseren dat je zelf bij machte bent om het nog mooier te maken.

Mohamed el Boulahfati is coördinator jongerenwerk in de stadsdelen Nieuw-West en West bij stichting IJdockzz. Hij vertelt dat zijn ervaring als jongerenwerker is, dat de kwaliteit van opvoeding essentieel is. Vaak laten ouders het afweten.

De gespreksleider geeft aan dat het moment is aangebroken om in debat te gaan. Ze nodigt de overige aanwezigen uit om hier aan deel te nemen en vraagt de aanwezigen te reageren op de eerste stelling.

Stelling: Jongeren zijn niet meer solidair, ze zijn alleen nog met zichzelf bezig.

Guity Mohebbi is de eerste die reageert, en geeft aan het oneens te zijn met de stelling. In haar ogen zijn jongeren namelijk wel degelijk met elkaar begaan. Ze stelt dat het overgrote deel van de jongeren in Amsterdam het fantastisch doet en hiervoor een groot compliment verdient. Het is te betreuren dat álle aandacht uitgaat naar de minderheid van de jongeren die wel voor problemen zorgen. Voor wat de Marokkaanse jongeren betreft, begrijpt ze wel dat de groep die het goed doet zich niet wil bemoeien met de groep die afgegleden is. Dit is eenvoudigweg een vorm van zelfbescherming, zo stelt ze.

Bilal Amajjoud heeft hier een andere mening over. Hij merkt op dat 20% van de niet-westerse allochtonen jongeren hoogopgeleid is tegenover 29% van de autochtone jongeren. Hij stelt dat er een tweedeling dreigt te ontstaan, omdat de hoogopgeleide/succesvolle jongeren vertrekken naar andere buurten en steden. Daarna trekken ze zich niets meer aan van de groep die minder succesvol is. De groep met een lage opleiding, een laag inkomen en slechte huisvesting raakt hierdoor geïsoleerd. Hij is ervan overtuigd dat de hoogopgeleide allochtone jongeren –en daar rekent hij zichzelf ook onder- de belangrijke taak heeft om de meer achtergebleven groep mee te trekken.

Stelling: 40% van de allochtone jongeren is werkloos. Het afglijden van de jongeren wordt dus veroorzaakt door een armoedeprobleem.

De gespreksleider introduceert de stelling in lijn met wat de sprekers hebben ingebracht. Lonneke Lemaire (Platform Stop racisme en uitsluiting) is de eerste die reageert. Ze merkt op dat 20% van de kinderen, waarvan een groot deel migrantenkinderen, onder de armoedegrens leeft. Ze wijst er op dat het van belang is om de oorzaak van het afglijden van de jongeren niet uitsluitend in deze reden te zoeken. Zo stelt ze dat, net als in andere perioden in de geschiedenis waarin de armoede toenam, racisme en discriminatie steeds meer aanwezig is. Bovendien wordt racisme, volgens haar, al 20 jaar in de hand gewerkt door de opstelling van de media.

Een andere spreker geeft aan het grotendeels eens te zijn met de stelling. Hij geeft aan als inwoner van Slotervaart met eigen ogen te hebben gezien hoe makkelijk je daar af kan glijden. De heersende straatcultuur biedt daarvoor legio mogelijkheden. Hij benadrukt dat opvoeding hierin essentieel is. Hij vertelt met emotie over de jongeren die hij kent van vroeger, die in de zware criminaliteit zijn terechtgekomen. Tenslotte stelt hij ook uit eigen ervaring mee te kunnen praten over racisme. Zijn broer is orthodox en heeft een baard en wordt soms letterlijk bespuugd. Een andere aanwezige reageert hierop met de opmerking dat er meer gedaan moet worden voor de jongeren in deze wijken. Burgerschap is in zijn ogen ook eenvoudigweg iets doen voor de buurt, zoals het organiseren van activiteiten.

Hierop volgt de nuancerende reactie dat veel jongeren reeds actief bezig zijn voor de maatschappij. Meteen wordt er opgemerkt dat sommige jongeren zo ver zijn afgegleden dat ze nauwelijks nog te bereiken zijn. Om dit in de toekomst te voorkomen, vindt hij dat met name de kinderen ondersteund dienen te worden. De invloed die je kunt hebben door te investeren in goed onderwijs en de buurt, en door de armoede aan te pakken, is zeer waardevol. Tenslotte geeft hij aan dat het zinloos is om veel te verwachten van de gastarbeider-generatie. Die heeft hier eenvoudigweg geen energie voor. Een andere aanwezige valt de mening bij dat armoede een enorme impact heeft op de opvoeding. Ook hij vindt dat (ouders van) kinderen (4-12 jaar) veel ondersteuning zouden moeten krijgen. Wat solidariteit betreft, vertelt hij dat mensen de buurt uit trekken omdat ze niet geassocieerd willen worden met problemen. Weer iemand anders meldt het hiermee eens te zijn. Tegelijkertijd zouden geloof in jezelf en een positief toekomstperspectief ook erg belangrijk zijn.

Abdou Menehbi wijst erop dat er direct moet worden gehandeld wanneer er wordt geconstateerd dat er problemen zijn binnen de samenleving. Hij zou graag zien dat meer mensen zich afvragen of ze wat kunnen doen/oplossen. Hij wijst erop dat de ouders van nu vroeger veel hebben veranderd. Waarom kunnen de jongeren dan niet voor positieve ontwikkelingen zorgen in de huidige maatschappij? De mogelijkheden daartoe zijn tegenwoordig veel eenvoudiger, dus is het tijd voor actie! Een andere spreker stelt dat de oorzaak van het afglijden van jongeren een complex geheel is. Hij vertelt bijvoorbeeld uit eigen ervaring te weten dat veel allochtone jongeren tijdens hun schoolcarrière constant worden tegengewerkt. Persoonlijk werd hij op de basisschool al te laag ingeschat. Toen hij op het (toenmalige) VBO zat, was er ook totaal geen sprake van ondersteuning: hij behaalde voortdurend zeer hoge cijfers, maar de school stimuleerde hem niet om verder te kijken. Als hij zijn moeder niet had, die hem leerde om in zichzelf te geloven, dan had hij het nooit tot het HBO-onderwijs geschopt.

Mohamed Bourik (stadsdeel Nieuw-West) stelt dat nog niet is opgemerkt dat de actiebereidheid fors is teruggelopen. Dit was vroeger anders, toen stond het Malieveld regelmatig vol met actievoerders. Tegelijkertijd is hij van mening dat de jongeren van nu wel degelijk veel doen voor de gemeenschap. Hij plaatst hierbij de kanttekening dat allochtonen nauwelijks geneigd zijn het debat aan te gaan. Tenslotte merkt hij op dat ook hij van mening is dat er een kloof bestaat tussen jongeren waar het goed mee gaat en jongeren waarbij dat niet het geval is.

Hij roept alle aanwezigen op om concrete actie te ondernemen: formuleer een concrete opdracht voor jezelf. Een stageplek regelen voor iemand, iemand helpen met boodschappen doen, enzovoort, enzovoort. De volgende spreker haakt aan bij de stelling dat de scholen veel te weinig stimulering bieden. Ook hijzelf kreeg een te laag advies van zijn basisschool: VMBO, terwijl hij de HAVO makkelijk aan kon. De aanwezigheid van een rolmodel in de vorm van een broer die goed kan leren, heeft er bij hem voor gezorgd dat hij toch hogerop heeft kunnen raken. Hij heeft in zijn omgeving met eigen ogen kunnen zien dat er jongeren zijn die elke vorm van steun moeten ontberen en om die reden eenvoudigweg niet verder komen.

Stelling: onderadvisering in het onderwijs is voor allochtone jongeren een groot probleem; er wordt teveel naar de achtergrond van jongeren gekeken.

Een jongen vertelt te hebben geconstateerd dat leraren daadwerkelijk tegen jongeren zeggen dat zij iets echt niet kunnen. Hij geeft aan dat je doorzettingsvermogen fors onder druk komt te staan wanneer je dit keer op keer te horen krijgt. Hij stelt dat het erg nuttig is, dat er tegenwoordig studenten zijn die zich als jongerencoach/mentor inzetten. Een politieagent uit Amsterdam-Oost merkt op dat hij en zijn collega’s altijd proberen scherp te blijven en te realiseren dat niet iedereen zo is als de probleemjongeren waar ze zoveel mee te maken hebben. Hij geeft een concreet voorbeeld waaruit blijkt dat burgerschap daadwerkelijk bestaat. Hij vertelt dat het initiatief ‘Burgernet’ enorm groeit. Wel constateert hij dat de allochtonen veel lastiger te bereiken zijn. De originele structuur waarin de (Marokkaanse) gemeenschap zich over de jongeren ontfermde bestaat niet meer. Hij vertelt dat er binnen zijn organisatie veel aandacht is voor het zogenaamde bejegeningsprofiel: het devies is om iedereen gelijkwaardig te behandelen.

Een jongeman uit de zaal meent dat de politie er niet in slaagt zich te houden aan het bejegeningsprofiel: de politie zou zich juist racistisch gedragen. Zo wordt hij als allochtone jongere veel vaker aangesproken dan autochtone jongeren. Desgevraagd geeft hij aan hier nooit aangifte van te hebben gedaan. Een andere aanwezige stelt dat het doen van aangifte (van racisme) wordt ontmoedigd.

Met betrekking tot onderadvisering wordt door een aanwezige basisschoolleerkracht opgemerkt dat het bestaan hiervan ook door haar ervaring wordt bevestigd. Tegelijkertijd haast ze zich te zeggen dat eigen kracht altijd enorm belangrijk blijft. Ze stelt dat onderadvisering onder andere voortkomt uit een taalachterstand. Voor veel allochtone kinderen is dit gedurende hun gehele basisschooltijd een beperkende factor. Om de kinderen van dienst te zijn worden scholieren vanaf groep 7 ondersteund in het zoeken naar een passende middelbare school. Een andere aanwezige valt haar bij. Hij vertelt veel te werken met Turken en Marokkanen en daarom te weten dat het Nederlands door velen nog slecht beheerst wordt.

Hij legt een vraag voor aan de groep: Op welke manier kunnen de succesvolle jongeren ouders aanspreken en stimuleren om zich meer betrokken te voelen bij het basisonderwijs?

Allereerst wordt er aangegeven dat het pijn doet om te zien dat sommige ouders geen ondersteuning bieden aan hun kinderen. Een andere aanwezige stelt dat de invloed hiervan op de ontwikkeling van de jongere echter veel kleiner is dan gedacht. Uit verschillende sociologische onderzoeken blijkt dat opvoeding geen grote rol speelt. Ook hijzelf is niet door zijn ouders geholpen bij bijvoorbeeld zijn huiswerk en heeft toch de universiteit weten te doorlopen. Hét probleem is volgens hem de rol van de straatcultuur en de sociaaleconomische status van kinderen/jongeren. Hierop wordt gereageerd met de opmerking dat het genuanceerd ligt en dat alle genoemde factoren van belang zijn. Weer iemand anders stelt dat het verkeerd is om te veronderstellen dat mensen die de taal minder goed spreken minderwaardig zijn. Een volgende spreker stelt dat er een andere generatie aan het opstaan is, die een verandering teweeg gaat brengen. Ze geeft aan dat het heel goed is dat er goed onderwijs wordt geëist.

Tenslotte wordt er gesteld dat de invloed van racisme niet moet worden onderschat. Ze wijst op de Facebookpagina ‘het alledaags racisme’, waar de heersende mening lijkt te zijn dat het doen van aangifte zinloos is. De gespreksleider maakt bezwaar tegen de instelling dat aangifte doen van racisme geen zin heeft. Ze roept eenieder op dit altijd te doen. Een jongen geeft aan ook te ervaren dat er racisme bestaat. Hij stelt echter dat het belangrijk is om hier niet voortdurend bij stil te staan en toch je eigen pad te zoeken.

Abdou Menehbi (EMCEMO) benadrukt dat respect voor elkaar de kern is. Mohamed el Boulahfati (coördinator IJdockzz) merkt op dat solidariteit vanzelf zou moeten ontstaan. Dat kun je eenvoudigweg niet afdwingen. Wat wel kan is de initiatieven van jongeren faciliteren. Hij roept dan ook op om alle initiatieven van jongeren te omarmen. Iemand anders haalt een Marokkaans gezegde aan: beweeg en verrijk jezelf. Zolang je in een negatieve spiraal zit, blijf je daarin, zo geeft hij aan. Ben Nassir Bouayad (wijkteamchef politie Amsterdam-Oost) krijgt hierover het laatste woord. Hij geeft aan dat wanneer er agenten zijn die hun werk niet goed doen, dat geen reden is om het hele korps over een kam te scheren. Hij stelt dat etnisch profileren binnen de politie wel degelijk serieus genomen wordt. Verder geeft hij aan dat aangifte van racisme nodig is, omdat er anders geen duidelijkheid is over het aantal incidenten. Hij roept eenieder op het te melden wanneer het gevoel ontstaat dat er onrecht aangedaan is.

Afsluiting

Mohamed el Boulahfati geeft desgevraagd aan wat hij meeneemt uit dit debat: de initiatieven die van de eigen groepen komen. Hij belooft ook door te gaan met het stimuleren en ontwikkelen van lokale initiatieven. Iman Akel kijkt terug op het debat en geeft aan zowel pijnlijke als mooie dingen gehoord te hebben. Ze vertelt veel allochtone gezinnen te hebben begeleid en wijst er in dit verband op dat het essentieel is om ook de pijnlijke onderwerpen te bespreken. Ze stelt dat wanneer je het over een Marokkaans probleem hebt, dat je ook moet kunnen benoemen wanneer er misbruik (achter de voordeur) plaatsvindt. Mensen dienen in staat te zijn om hun geschiedenis met zich mee te dragen.

Abdou Menehbi geeft een vooruitblik op 2014. Hij kondigt aan dat er verschillende debatten over solidariteit georganiseerd zullen worden. De gespreksleider dankt de aanwezigen voor hun bijdrage in het debat. De volgende bijeenkomst in de reeks over burgerschap zal plaatsvinden op 13 december, 19.00 uur – 21.00 uur, op de locatie van HTIB.