Journalistiek verslag van de internationale conferentie ‘Europa: een nieuwe bodem voor jihadisme?’, gehouden op op 27 mei 2013 in De Rode Hoed, Amsterdam. Organisatoren: FORUM en Stichting Argan, in samenwerking met de gemeente Amsterdam, le Conseil de la Communauté Marocaine à l’Etranger (CCME) en le Centre Marocain des Études Stratégiques (CMES).
Groot was de ontsteltenis toen begin dit jaar bekend werd dat tientallen Nederlandse jongeren in Syrië meevechten met de opstandelingen tegen het regime van Assad. Al snel steeg het aantal van deze jihadisten in de schat- tingen tot een kleine honderd. Tegelijk werd bekend dat waarschijnlijk ook Nederlandse strijders actief zijn in Mali en andere conflicthaarden.
Wat zijn dit voor jongeren? Wat drijft hen? Wat voor gevaren brengt dit met zich mee voor Europa? En wat kunnen wij doen om deze jihadisten tot inkeer te brengen? Om antwoord op dit soort vragen te krijgen, organiseerde FORUM, samen met onder andere samen met o.a. het Amsterdamse jongeren- centrum Argan en het Marokkaanse Centre des Etudes Stratégiques, een inter- nationale conferentie in De Rode Hoed in Amsterdam: ‘Europa: een nieuwe bodem voor jihadisme?’ De bijeenkomst vond plaats op 27 mei 2013. Vooraan- staande sprekers uit Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten gaven hun visie op het jihadisme, het profiel van de strijders, recruteringsnetwerken en mogelijke dreigingen voor Europa.
Deze uitgave geeft samenvattend een terugblik op hetgeen die dag de revue passeerde. Waardevolle inzichten die ons helpen jihadisme en de onder- liggende mechanismen beter te begrijpen en beter vat te krijgen op radicalise- rende jongeren en ‘tegengif ’ te ontwikkelen tegen jihadistische bedreigingen waar wij ook in ons land mee te maken kunnen krijgen.
Wij kijken met voldoening en trots terug op een geslaagd evenement. Onze bijzondere dank aan de sprekers die op zeer korte termijn bereid waren naar Amsterdam te komen en ook aan partners die deze conferentie mede mogelijk maakten: Stichting Argan, gemeente Amsterdam, Conseil de la Communauté Marocaine en Europe (CMME) en Centre Marocaine des Etudes Stratégiques (CMES).
Halim El Madkouri
Programmamanager Rechtsstaat, Religie en Samenleving, FORUM
Jihad in de islam is een begrip dat zowel een vreedzame en spirituele als een gewelddadige betekenis heeft, voor velerlei uitleg vatbaar is en tal van uitwerkingen heeft gekregen.
Het jihadisme staat vooral voor een gewelddadige interpretatie van het begrip jihad. Het komt voort uit de behoefte aan verregaande maatschappelijke en politieke veranderingen in moslim-landen en de door jihadisten geperci- pieerde aanval op de islam en het (voormalige) islamitische grondgebied.
Binnen het jihadisme is het begrip jihad synoniem voor de gewapende strijd, ook wel aangeduid met ‘heilige oorlog’. Jihadisten rekenen tot de gewapende strijd een (guerrilla-)oorlog en terrorisme. Het ultieme doel is de eindtijd, waar de mondiale heerschappij van de islam en de heroprichting van de Islamitische Staat aan voorafgaan. Jihad vormt volgens jihadisten het enige en geëigende middel om de doelen te realiseren.
De concepten en theoretische noties van de jihadistische ideologie zijn, vooral wat het middel jihad betreft en datgene waar jihadisten zich tegen verzetten, op tal van punten uitgewerkt en geoperationaliseerd in strategische concepten en noties. Deze worden voortdurend aangepast aan nieuwe omstandigheden. Vooral de gepercipieerde aanval van ‘joden en kruisvaarders’ op de islam en het‘islamitisch grondgebied’ vormt een belangrijk thema.
Overigens worden de jihadistische ideologie en strategie op uiteenlopende wijze ge(re)produceerd en verspreid via diverse instituties. Überhaupt ontbreekt één geautoriseerd standpunt over jihad in de islam. Nog los van de splitsing tussen soennitische en sjiïtische moslims bestaan vele rechtsscholen en stromingen binnen de (politieke) islam. Moslims verkeren in uiteenlopende omstandigheden en kennen vele etniciteiten. De islam en moslims in de 21ste eeuw vormen daarom geen homogeen blok. Bovendien ontbreekt het aan één autoriteit die religieuze standpunten kan autoriseren. Niemand kan daardoor een monopolie claimen op de uitleg van de jihad in de islam.
De radicale, activistische en gewelddadige interpretatie van jihad is van betrekkelijk recente datum en behoort allerminst tot de dominante belevingsvormen van de islam. Het gaat slechts om een klein percentage moslims dat het jihadisme aanhangt. Niettemin gaat van het jihadisme een mondiale dreiging uit. De gewapende strijd, waarin terroristische activiteiten de boventoon voeren, vormt immers de kern van de ideologie. Moslims en niet-moslims zijn wereldwijd slachtoffer van die terroristische activiteiten.
Bron: Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)
Jihad en jihadisme hebben een vertrouwde klank gekregen in de berichtgeving van de media. En vrijwel altijd gaat het om gebeurte- nissen die afschuw, weerzin of op z’n minst negatieve gevoelens opwekken. Een kort overzicht van recente jihad- gerelateerde berichten.
20 januari 2013
De Algerijnse jihadist Mokhtar Belmokhtar eist namens Al Qaida de verantwoordelijk- heid op voor een gijzelingsactie in Algerije, die uitliep op een bloedbad. Tientallen gijzelaars, meest westerse werknemers van een gasbedrijf kwamen om het leven.
7 februari 2013
Volgens AIVD-topman Rob Bertholee hebben ‘tientallen’ Nederlandse jongeren zich in Syrië aangesloten bij radicale moslimgroepen. Ze strijden daar tegen regeringstroepen van Bashar al- Assad. Later wordt het aantal bijgesteld tot ‘een kleine honderd’.
1 maart 2013
Het blad Inspire, een online magazine voor jihadisten dat gelieerd is aan Al Qaida, publiceert een dodenlijst. Op de vierde plaats staat Geert Wilders, op de tiende Ayaan Hirsi Ali.
13 maart 2013
De Nationaal Coördinator Terrorismebe- strijding en Veiligheid (NCTV) Dick Schoof verhoogt het dreigingsniveau voor terro- risme naar het op een na hoogste niveau. Aanleiding zijn de Nederlandse jihad- strijders in oorlogsgebieden, met name Syrië. De NCTV vreest voor hun terugkomst.
20 maart 2013
Bronnen in de Marokkaanse gemeenschap melden aan de media dat een 20-jarige jihadstrijder uit Nederland is gesneuveld in Syrië. Het gaat om Mourad M. uit Delft die samen met zijn broer naar Syrië was vertrokken om zich bij de jihadstrijders te voegen.
14 april 2013
Bij de finish van de marathon van Boston ontploffen twee bommen. Er vallen drie doden en ruim 180 gewonden. De twee daders, de broers Tsjarnajev, waarvan een tijdens zijn arrestatie werd neergeschoten, werden daarbij geïnspireerd door jihadistisch gedachtegoed.
22 mei 2013
In Londen wordt de militair Lee Rigby op straat neergestoken en vervolgens dood- gehakt. De daders, twee moslimextremisten, blijven in de buurt van het lijk, spreken met omstanders en laten zich uitgebreid filmen.
29 mei 2013
In Yvelines, ten westen van Parijs, arresteert de Franse politie een man die enkele dagen daarvoor op klaarlichte dag de Franse mili- tair Cedric Cordier aanviel en neerstak. Het zou gaan om een lid van een jihadistische moslimorganisatie
“Jihadisme is een grensoverschrijdend verschijnsel, dat we met wortel en tak moeten uitroeien.” In zijn inleidende woorden op de conferentie ‘Europa: een nieuwe bodem voor jihadisme’, laat Abdellah Boussouf, secretaris-generaal van de Raad van de Marokkaanse gemeenschap in het buitenland (CCME), geen misverstand bestaan over zijn visie op de jihadistische trek van jongeren naar conflicthaarden in het verre buitenland. “We zullen jongeren moeten uitleggen dat conflicten in Syrië en elders hun niet aangaan. Natuurlijk, huma- nitair gaat het ons allen aan! Maar: het is niet aan jongeren van hier om tussen- beide te komen bij gewapende conflicten. Zij moeten zich bezighouden met déze samenleving, met het leven hiér. Daar mogen en moeten ze de belangen van verdedigen en bescherming bieden tegen aanvallen, van welke aard ook.”
CCME, aldus Boussouf, houdt zich bezig met de vraag welke plaats mensen met een Marokkaanse achtergrond innemen in de Europese samenleving. En in samenhang daarmee, welke plaats de islam inneemt in Europa. “Gaan ‘Marokkanen’ in het buitenland de uitdaging aan van het leven in deze samen- levingen? Passen zij zich aan? Hoe gaan zij om met wat er in een wereldlijke omgeving plaatsvindt?”
De Marokkaanse islam, aldus Boussouf, is een gematigde islam. Een islam van de middenweg. “Maar zelfs die gematigde islam kun je niet zomaar overhevelen naar hier. Er zal in Nederland, in Europa, een eigen model van islam moeten worden ontwikkeld, aangepast aan de Europese waarden.”
Die ‘Europese islam’ zou wat Boussouf betreft gestoeld moeten zijn op drie belangrijke uitgangspunten:
“Een Europees model van islam zal duidelijke, ondubbelzinnige antwoorden moeten bieden op vragen die moslims in westerse samenlevingen bezig- houden. Zodat er een normalisatie plaatsvindt van islam en samenleving. Zo’n model is een verantwoordelijkheid van de hele samenleving. Nodig is vooral de bereidheid om zaken te veranderen. En de multiculturele samen- leving beter te leren kennen.”
Voorzitter:
Jean Francois Daguzan, adjunct-directeur van de Franse organisatie voor strategisch onderzoek, de Fondation pour la Recherche Stratégique (FRS), en docent aan de Parijse universiteit Panthéon-Assas
Panel:
Dr. Zeini Moulaye, onafhankelijk consultant en voormalig minister van Mali
Prof. Mohammed Benhammou, hoogleraar aan de universiteit Mohammed V in Rabat en president van het Marokkaans centrum voor strategisch onderzoek, het Centre Marocain des Études Stratégiques (CMES)
Dr. Ahmad Shikara, onderzoeker aan het Emirates Center for Strategic Studies en Research (ECSSR) in Abu Dhabi
‘Zorgwekkend’, noemt panel-voorzitter Daguzan in zijn openingswoord de trek van jihadisten naar Syrië en andere conflicthaarden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. “Honderden Europese jongeren zijn daar aan het vechten. Dat is een werkelijkheid waar we niet onderuit kunnen. Een mislukking van de integratie is het vooral ook: jongeren die blijkbaar zó losgeraakt zijn van de samenleving.”
Tot de jihad-bestemmingen behoort ook Mali. Dr. Moulaye schetst hoe het extremisme in zijn land voet aan de grond heeft kunnen krijgen. “De islam in Mali is te vergelijken met die in Marokko: een gematigde islam. Pas vrij recent hebben we kennis gemaakt met het fundamenteel islamisme. Het heeft zich kunnen ontwikkelen in afgelegen, bergachtige gebieden in het zuiden van Algerije en is van daaruit ons land binnengedrongen. Geleidelijk aan.”
De voormalig minister legt een rechtstreeks verband tussen de opkomst van dit fundamentalisme en de hausse aan criminele activiteiten in Mali en de buurlanden. “Sigarettensmokkel kennen we al van oudsher. Later kwam daar de smokkel van drugs en alcohol bij, de doorvoer van clandestiene producten en ook de wapenhandel. Mensen die zich daarmee bezighouden, ontpoppen zich nu als jihadisten. Waardoor criminaliteit zich vermengd heeft met jiha- disme. Bestrijding zal daarom altijd in combinatie moeten plaatsvinden.”
Zorgelijk is volgens Moulaye vooral dat de twee-eenheid criminaliteit en jihadisme blijkbaar tot de verbeelding spreekt . “Steeds meer groeperingen voelen zich ertoe aangetrokken, zoals bijvoorbeeld de Toearegs. Het geweld, in de vorm van aanslagen, neemt toe. Er zijn contacten met Al Qaida. Zoals we dat ook elders zien gebeuren. Het probleem is helaas niet specifiek Malinees. Het is een ontwikkeling op globale schaal.”
Een internationale aanpak is dan ook essentieel. “Er moeten samenwerkings- verbanden komen, zo snel mogelijk. Ik denk aan een internationale veilig- heidsovereenkomst, die liefst via de Verenigde Naties tot stand zou moeten komen. Met een werkingssfeer die heel Afrika, het Midden-Oosten en Europa omvat. Alle actoren zullen hun bijdrage moeten leveren. Alleen op die manier is het geweld te keren.”
Daguzan: “In feite gaat het om een hybridisering van godsdienst en misdaad. Steeds meer raken die beide verweven, als ik uw woorden zo mag samenvatten. En de aanpak zal zowel lokaal als mondiaal moeten plaatsvinden.”
Dr. Shikara sluit zich bij die vaststelling aan. “Probleemoplossend samen- werken, daar moeten we naartoe. Zeker, dat is een collectieve verantwoorde- lijkheid. Maar primair van de landen waartussen de meeste jihadisten reizen.”
De wetenschapper van het studiecentrum van de Arabische Emiraten laat een kaart zien en veegt met een breed gebaar over de volle breedte van het Afrikaanse continent. “Dit, de Sahel, is een as van instabiliteit. Een as waar- langs bendes tot ontwikkeling komen, waar witwas- en andere criminele praktijken plaatsvinden. En jihad tot wasdom komt. Wat we zien is dat een organisatie als Al Qaida bloeit op die instabiliteit en overal de verdeeldheid stimuleert. Laten we ons daar niet in vergissen.”
De invloed van de islam op dat proces van destabilisering is volgens Shikara slechts beperkt. “De islam is ook helemaal geen godsdienst die geweld aanmoedigt. Al doen krantenkoppen soms anders vermoeden. In heel Europa leven 20 miljoen moslims. Voor maar een heel klein deel zijn dat extremisten. Bij aanslagen zoals die in Londen en Parijs, leggen media direct verbanden met de islam. Maar dat is sterk overtrokken.”
Grote zorgen maakt Shikara zich begrijpelijkerwijs over wat zich zo ongeveer in de achtertuin van ‘zijn’ Emiraten voltrekt. “De strijd in Syrië breidt zich uit naar de buurlanden. Het proces van verdeeldheid grijpt om zich heen, wat eigenlijk helemaal niet in de Syrische traditie past. Gematigden zouden er de leiding moeten nemen, zoals dat in het verleden altijd gebeurde. Jammer genoeg is er momenteel sprake van een dictatuur. Van falend leiderschap ook, net zoals in Irak trouwens. Daar zal een reactie op moeten komen. Waarbij extremistische benaderingen niet aanvaardbaar zijn.”
Daguzan: “Al Qaida steunt op verdeeldheid, dat is een belangrijk gegeven waarmee we de jihad-logica beter kunnen begrijpen. Wat we ons goed moeten realiseren is dat Al Qaida ook móslims doodt! Het gaat dus niet om een strijd tussen oost en west. Helemaal niet zelfs.”
Prof. Benhammou waarschuwt voor een te grote focus op wat er in Syrië gaande is. “Zeker, Syrië is de meest zichtbare jihad-bestemming momenteel. Een openlijke strijdhaard. In andere gebieden is dat nog niet het geval, maar vinden wel voorbereidingen plaats. Zoals in de Sahel, waar sprake is van een gewelddadig jihadisme, gekoppeld aan transnationale misdaad. Daar is een directe verbinding tussen aanwezig.”
In die koppeling schuilt voor de president van het Marokkaanse centrum voor strategisch onderzoek een groot gevaar. De criminaliteit neemt sterk toe, wat al zorgelijk genoeg is, maar kan bovendien als vliegwiel voor jihadisme fungeren. Aan de hand van wat cijfers schetst Benhammou de ernst van de situatie. “Neem de cocaïnehandel. De Sahel is onderdeel van een nieuwe, prominente vervoersroute geworden. Een route die voert via de Azoren en de Canarische eilanden naar Guinee Bissau en van daaruit via de Sahel naar Europa. Zo’n 100 ton op jaarbasis gaat door het gebied heen. Goed voor 3 à 4 procent van de Europese markt. Het gaat om veel geld: bedenk dat een kilo cocaïne in Europa 25.000 euro opbrengt. En cocaïne is dan nog maar één van de narcotica die langs deze route hun weg vinden. In algemene zin loopt momenteel 18 procent van de internationale handel in drugs via de Sahel.”
Wat recentelijk eveneens een enorme vlucht heeft genomen, vervolgt Benhammou, is de wapensmokkel. “Westelijk Afrika kent tal van interne conflicten, met een evenredige vraag naar wapens. Wapenhandel is een belang- rijke bron van inkomsten geworden. Wereldwijd gaat het om 650 miljoen stuks wapens die per jaar verhandeld worden. 100 miljoen ervan komen er terecht in Westelijk Afrika. En daarbij gaat het beslist niet om oude wapens! Het wapentuig, veelal afkomstig uit Rusland, wordt steeds moderner en diverser. Zwaarder ook. Luchtdoelraketten worden verhandeld, en cemtex-explosieven, om maar enkele voorbeelden te noemen. Dat geeft de problematiek in dit gebied een heel nieuwe dimensie.”
Daarmee houdt het nog niet op. Er is nog een ‘smokkelproduct’ bijgekomen, zet Benhammou uiteen. “De handel in moslims, clandestiene migratie. Een zeer winstgevende handel. Volgens de VN zelfs de meest lucratieve bron van inkomsten ter wereld. Clandestiene migratienetwerken zullen de drugshandel overtreffen. Dit deel van de wereld biedt daar alle kans toe. Het gaat om een economisch broze regio met zwak bestuur. Dergelijke gebieden zijn bij uitstek geschikt als vluchtroute.”
Algerije vormt een probleem apart. “Radicale groeperingen bestaan daar per traditie. Heel versnipperd zijn deze en over het algemeen zonder duidelijk ideologisch doel. Ze sturen routes aan, beheren hele regio’s en zijn soms ook direct, operationeel betrokken bij criminele praktijken. Dat is eigenlijk altijd al zo geweest, maar werd niet echt als een bedreiging ervaren. Nu, met de huidige ontwikkelingen, moeten we ons er grote zorgen over maken. Het gaat hier om een nieuwe geopolitieke realiteit. Het is de veiligheid die op het spel staat, in de hele Sahel. Dat vergt een ingrijpen dat verder gaat dan alleen militaire acties. Ook economische en politieke middelen zullen moeten worden ingezet.”
Benhammou bepleit een regionale strategie die een breed gebied bestrijkt. In elk geval landen als Mali, Niger, Algerije en Tunesië. “Maar ook een gebied als Zuid-Libië. Het is moeilijk toegankelijk, het aantal jihadisten is er nog beperkt. Juist daarom is onze hulp daar hard nodig. Wat er tot nu toe is onder- nomen, is te fragmentarisch. Te selectief. En daarom onvoldoende.”
Daguzan: “Terecht wat u opmerkt over Libië. De wapenhandel heeft een enorme vlucht kunnen nemen door het gigantische wapenarsenaal dat zich daar na de machtswisseling openbaarde. Het is modern wapentuig, en overal terechtgekomen. In heel Noord-Afrika, maar ook in Jemen, het Midden- Oosten met inbegrip van Syrië. De brand blussen zal met militaire middelen moeten. Maar vervolgens is wederopbouw en ontwikkelingssamenwerking essentieel.”
Voorzitter:
Dr. Petra Weyland, verbonden aan het George C. Mars- hall Center for Security Studies in Garmisch-Partenkirchen (Duitsland)
Panel:
Tarek Kahlaoui, lector aan de Rutgers University (New Jersey, USA)
Maj. Gen. Mohamed Kadry Said, militair en technologisch adviseur en hoofd van de unit Militaire Studies aan het Al-Ahram Center for Political and Strategic Studies in Egypte
In haar openingswoord gaat panel-voorzitter dr. Petra Weyland in op het wezen van jihadistische acties. “Individuele acties zijn het veelal, zonder cement, zonder onderliggende band met groeperingen. Dat dwingt ons het jihadisme in een breder perspectief plaatsen.”
Maj. Gen. Mohamed Kadry Said: “Anders Breivik is een enorme inspira- tiebron voor het jihadisme. Als we kijken naar terroristische aanslagen, dan is een deel ervan goed gepland, maar soms borrelt het plotseling op. Bij het merendeel betreft het inderdaad individuele initiatieven.”
Heeft de opkomst van het jihadisme in Noord-Afrika en het Midden-Oosten te maken met de recente omwentelingen in verschillende landen? Dat is de vraag die Tarek Kahlaoui, van origine Tunesiër, probeert te beantwoorden. Een negatief verband zou voor de hand liggen. Maar daarvan is geen sprake. “Anno 2013, twee jaar na de Arabische lente, hebben we nog altijd te maken met jihadisten. Ook in Tunesië, waar het allemaal begon. Veelzeggend is dat zich onder de daders van de aanslag in Zuid-Algerije van begin 2013 elf Tune- siërs bevonden. Jihadisme bestond vóór de machtsovername in Tunesië, en bestaat nog steeds. En gedijt in de huidige situatie zelfs beter dan ooit.”
Het jihadisme heeft Tunesië bereikt na de aanslagen van ‘9/11’. Toen zijn volgens Kahlaoui groeperingen ontstaan die met deze terroristische acties sympathiseerden. “Groeperingen gelieerd aan Al Qaida, die onder het regime van Ben Ali aan kracht hebben gewonnen. Jihadisten uit Tunesië waren actief in het noorden van Irak en zijn nu naar Syrië getrokken. Waarmee het Syrische regime de prijs betaalt voor het toelaten en gedogen van extreme Islamitische groeperingen.”
“Ook in andere Arabische landen heeft het autocratische systeem het jiha- disme in de hand gewerkt. Dit soort systemen lokt radicale reacties uit. Die nog versterkt worden door een falend sociaal-economisch model, een hoge werkloosheid en nutteloze universiteitsdiploma’s. Zo ontstond er vrije ruimte voor jihadisten.”
“Het jihadisme in Tunesië is nog niet gewelddadig. Het draait meer om woorden. Maar er is openlijke steun voor Al Qaida. De beweging wint aan kracht, lijkt profijt te trekken uit de nieuwe, wat onzekere situatie na de val van Ben Ali. Steun is er overal, in verarmde buurten van grote steden, in kleinere steden en op het platteland. Maar: echt gestructureerd is die beweging nog niet.”
Hoe zal het jihadisme zich in zijn moederland ontwikkelen? Kahlaoui schetst drie scenario’s. Een openlijke confrontatie is denkbaar. Maar ook ‘absorptie’ van de jihadistische beweging in de nieuwe structuur van het land, waardoor een vredelievende islamitische groepering overblijft. Een combinatie van die twee is volgens de in de Verenigde Staten werkende wetenschapper het meest waar- schijnlijk. “De jihadistische beweging zal zich opsplitsen in twee stromingen. Een stroming die deel uitmaakt van het systeem maar wel het gedachtegoed vasthoudt, en een andere stroming die bereid is geweld te gebruiken.
Overigens: niet alle geweld in Tunesië is religieus geïnspireerd. Er is ook secu- lier geweld, vaak politiek gekleurd. Net als in een land als Egypte trouwens. Neem de recente onlusten in Port Said, een nasleep van de bloedige voetbal- rellen van een jaar eerder. Het geweld kwam beslist niet uit religieuze hoek.”
Weyland: “U brengt een historische dimensie aan. Jihadistische netwerken in Tunesië en Syrië zijn geen nieuw fenomeen; ze bestaan al langer. Het jiha- disme staat dan ook los van de Arabische revolutie. Wel zijn door de totali- taire regimes kanalen en netwerken ontstaan. En die blijven intact. In die zin betekent de Arabische lente, het democratisch revival, zeker niet de doodslag voor Al Qaida. De vraag is zelfs of die lente per saldo niet zal uitdraaien op een islamitische winter. Want door die lente is veel ruimte ontstaan, waardoor het jihadisme zich snel kan ontwikkelen.”
Het verband tussen criminaliteit en jihad, gelegd tijdens de eerste sessie van de conferentie, keert terug in de discussie die zich nu ontspint. Uit de zaal komt de vraag in hoeverre de falende economische stelsels, met als gevolg vele kans- loze jongeren, debet zijn aan die interactie. Prof. Mohammed Benhammou haakt erop in. “Dat soort jongeren is een gemakkelijke prooi, ook al omdat ze opgroeien in breekbare gezinssituaties. Maar aan de andere kant: ook jongeren uit een economisch gezonde omgeving kiezen soms voor het terrorisme! Er is een financieel aspect, ja. Gerekruteerde jongeren krijgen vaak de reis, een enkele reis dan, betaald. Maar een leuke trip is het natuurlijk niet…”
Said: “Een misverstand is overigens dat het per definitie jongeren zijn die zich melden voor de jihad. In Mali heeft het Franse leger een man van 54 gearres- teerd , een 100 procent Franse Fransman. Daarnaast zien we dat steeds meer vrouwen meedoen. Zo eenduidig ligt het dus niet.”
Dat brengt de gedachtenwisseling op de meest effectieve aanpak van het jiha- disme. En de rol die het Westen daarbij kan vervullen. Tarek Kahlaoui: “De grenzen tussen Noord-Afrika en Zuid-Europa vervagen. We ontkomen er niet aan te kijken naar het Middellandse Zeegebied als totaliteit. Wat betekent dat Europa een groot aandeel in een gezamenlijke strategie zal moeten hebben.”
Zaak is om ons daarbij, hoe lastig dat ook is, enigszins te verplaatsen in de denkwereld van jihadisten. “Het geopolitieke conflict is een van de belang- rijkste drijfveren voor extremisme. Dat wil zeggen: het conflict in de perceptie van de jihadist, die voor hem de realiteit uitmaakt. En bedenk dan bijvoorbeeld dat de Franse steun voor het regime van Ben Ali in Tunesië voortduurde tot een paar uur voordat het regime omvergeworpen werd.”
Ook bij het gezond maken van in verval geraakte economische stelsels kan het Westen van betekenis zijn. Kahlaoui wijst op de recente onderhandelingen van het Internationaal Monetair Stelsel (IMF) en Tunesië. 1,3 miljard euro aan kredieten moeten het land helpen de economie te hervormen en de werkgele- genheid te laten groeien. “Dan heb je het expliciet over factoren van buiten, die duidelijk van invloed zijn.”
Voorzitter:
Dr. Zeini Moulaye, onafhankelijk consultant en voormalig minister van Mali
Panel:
Peter Knoope, directeur International Centre for Counter- Terrorism (ICCT), Den Haag
Antonin Tisseron, onderzoeker aan het Institut Thomas More, een Europese denktank gevestigd in Brussel en Parijs
Lisen Bashkurti, president van de Albanese diplomatieke academie en Global Vice President van de Sun Moon University in Zuid Korea
De nieuwe jihadisten, zoveel is duidelijk voor panel-voorzitter dr. Zeini Moulaye, kunnen alle kleuren van de regenboog aannemen. “Jihadisme is een kameleontisch fenomeen. Dat maakt het er allemaal niet gemakkelijker op.”
Lisen Bashkurti ziet twee belangrijke factoren die jihadisme in de hand werken. In de eerste plaats de ontworteling van Europese jongeren van migrantenafkomst. Ze voelen zich gemarginaliseerd, zijn vaak werkloos en gaan op zoek naar een nieuw vaderland. In het land van hun ouders voelen ze zich nog meer buitenlander. De islam is dan een alternatief. Het alternatief voor een vervangende identiteit. Kenmerkend is dat ze zélf op zoek gaan. Rekrutering is vaak niet aan de orde. Ze willen zich psychologisch heruit- vinden. En vinden herkenning en erkenning in het jihadisme.”
“Een tweede factor is de fascinatie voor geweld bij jongeren. Ze groeien er als het ware mee op. Door internet, films en games raken ze enorm geboeid door gewelddadige gebeurtenissen, door spektakel ook. Een volstrekt nieuw feno- meen, de jihad als uitlaatklep. Na de aanslag in Madrid signaleerde de Britse veiligheidsdienst een toestroom van Engelse jongeren naar radicale moskeeën. Let wel: jongeren zonder moslim-achtergrond! Uit Frankrijk komen vergelijk- bare berichten uit moskeekringen.”
Vaak worden jihadisten aangeduid met lone wolves. Dat klopt slechts ten dele, stelt Bashkurti. “Wolven jagen in groepen en opereren niet alleen. Voor jihadisten geldt hetzelfde. Ze vormen kleine cellen om op enig moment geweld te kunnen plegen. Op afstand worden ze ‘gebruikt’ door groeperingen als Al Qaida. Het gaat deze jongeren om een gedroomde versie van de islam. Ze trekken naar islamitische centra waar radicalisme wordt beleden. Van indoc- trinatie is echter geen sprake, hooguit op afstand. Het zijn moderne jongeren. Ze treden ook niet toe tot sektes. Dat maakt dat je er weinig of geen greep op kunt krijgen. En dat is zorgwekkend te noemen.”
Moulaye: “Ik haal hier een paar belangrijke noties uit. Het gaat om jongeren – die overigens vaak helemaal niet meer zo jong zijn – die zich ontworteld voelen en gemakkelijk het avontuur zoeken. Geïnspireerd door internet, televisie, film. Hun oorspronkelijke waarden zijn ze kwijt en ze zoeken naar een nieuwe identiteit. Dat betekent dat we de mens centraal moeten stellen bij het werken aan oplossingen.”
Antonin Tisseron sluit zich bij deze analyse aan. “Kijkend naar de morfologie van het jihadisme, kun je zeggen dat het versnipperd is, niet gestructureerd. Het gaat om ‘nomaden’ op reis, die op een gegeven moment bij een groepering belanden. Martelaarschap is een aansprekend fenomeen. Als er sprake is van cellen, dan houden die vaak verband met Pakistaanse cellen, aangemoedigd door Al Qaida.”
Een ‘internet-ideologie’ noemt Tisseron het jihadisme. “Vergelijkbaar met de communistische ideologie. Eveneens met een strak actiekader. De aanhang zal toenemen, verwacht ik, mede als gevolg van het copy cat-verschijnsel. Hoewel de intensiteit wat minder hevig zal zijn. Verder voorzie ik een driedeling in het profiel van jihadisten: beginners, jihadisten met buitenland-ervaring en een categorie die toe is aan breedschalige actie.”
Moulaye: “Een zoektocht naar nieuwe waardigheid, dat is de kern. Met als kers op de taart: in het paradijs komen. Verder is er sprake van zelfradicalise- ring. Processen verlopen schijnbaar individueel, gepaard met een verscholen organisatie. De economische omgeving en de financiële context spelen zeker een rol. In Afrika is de armoedegraad zelfs van grote invloed. Dat kán een voedingsbodem zijn. Het verklaart wellicht ook waarom de Toeareg-beweging in Mali weinig voet aan de grond krijgt, maar Al Qaida wel. Mensen geven steun om materiële redenen, om uit de marginalisering te stappen.”
Peter Knoope wijst op het internationale karakter van het jihadisme. Uit de media zou je de indruk kunnen krijgen dat het bij de buitenlandse strijders in Syrië gaat om een Nederlandse aangelegenheid. Dat is bepaald niet zo! Uit heel Europa vechten momenteel 400 mensen mee in Syrië. Een conservatieve schatting, misschien zijn het er meer. Die 400 vormen slechts 10 procent van het totaalaantal van foreign fighters in Syrië. In grote meerderheid komen die uit de regio: Libanon, Jemen, Turkije, Noord-Afrikaanse landen.”
Het Nederlandse contingent van strijders in Syrië mag dan procentueel bijna wegvallen, een vraag die zich evengoed opdringt is: waarom Syrië? Knoope: “Syrië is the place to be geworden. Daar zijn een aantal redenen voor: de zicht- baarheid van het conflict, het gemak om er te komen, de geografische ligging, het gebrek aan actie of interventies vanuit de internationale gemeenschap en de victimisation: Syriërs zijn voor velen het slachtoffer van de geschiedenis.”
‘Waarom Syrië wel, en Mali niet? Knoope: ”In de eerste plaats omdat het lang niet zo gemakkelijk is om daar te komen. Het gaat in Mali om gesloten (terro- ristische) netwerken, er is weinig media-aandacht voor wat er gebeurt, weinig video’s op Youtube, en ook: het is lastig om de good guys en de bad guys aan te wijzen. Identificatie met de vechtende partijen is daarom lastig.” In Syrië ligt het een stuk gemakkelijker. “Jongeren ervaren een call for action, een gevoel erbij te willen horen en er hun identiteit aan te verbinden. Het is de islam die gevaar loopt. Dat alles maakt het aantrekkelijk voor om juist daar naartoe te gaan.”
Jihad-strijders lopen groot persoonlijk gevaar in Syrië. Maar als zij heelhuids terugkeren is het onze maatschappij die met extra risico’s wordt geconfron- teerd. “De training die zij achter de rug hebben, op zowel militair als ideo- logisch gebied, maakt hen effectiever als jihadist. Ze zijn vertrouwd geraakt met het gebruik van wapens en explosieven. Gevoelens van kameraadschap en solidariteit zijn versterkt. En sommigen hebben door het oorlogsgeweld mogelijk trauma’s opgelopen.”
Hoe gaat het verder met Syrië? Verschillende scenario’s zijn mogelijk, denkt Knoope. “De strijd kan voortdurend en verhevigen, met alle gevolgen van dien. Ook humanitair gezien. Een ander scenario is dat Assad ten val komt. Dat zal zeer waarschijnlijk leiden tot weer nieuwe conflicten. En tenslotte is er de mogelijkheid van een internationale interventie, die tot stabilisatie zou kunnen leiden. Een effectieve exit-strategie is dan wel van belang.”
Wat betreft de aanpak van de problematiek van de jihadgangers pleit de directeur van het International Centre for Counter-Terrorism voor preventie- maatregelen, bijvoorbeeld door met potentiële strijders in gesprek te gaan en een tegengeluid te laten horen, maar ook voor een scherpere grenscontrole, wettelijke maatregelen en – mede uit welbegrepen eigenbelang – rehabilitatie en nazorg van terugkeerders. “Repressieve maatregelen werken averechts. Die maken re-integratie onmogelijk. Zaak is om zo inclusief mogelijk te werk te gaan, op microscopisch niveau.”
Moulaye: “Wat tegenmaatregelen betreft, hebben de Fransen in Mali fantas- tisch werk verricht. Ze zijn erin geslaagd de ‘toeristische jihad’ geheel stop te zetten. Met als uitgangspunt: wie incognito komt, gaat op dezelfde manier terug. Zonder het gevaar op de terugweg ergens te blijven steken. Want ook dat is een risico.”
Uit de zaal komt een reactie op Knoope’s vergelijking van Mali en Syrië als jihad-bestemming. Of er onderhuids niet nog heel andere beweegredenen meespelen. Knoope aarzelt. “Ik druk me heel voorzichtig uit: het heeft welicht ook te maken met racistische motieven. Europese strijders zullen zich gemak- kelijker met Syriërs dan met Malinezen identificeren.”
Wie financiert de jihad eigenlijk, vragen verschillende toehoorders zich af. Waar komen de financiële middelen vandaag? Geldstromen lopen meestal via moskeeën en culturele centra, weet Tisseron. “En in Mali is crimineel geld de financieringsbron. Er is trouwens niet veel geld nodig om af te reizen, met 1000 euro kom je al een heel eind. Ter plekke zijn dan vaak weer kleinere finan- ciers actief.”
Vooral maatregelen om de jihad-migratie tegen te gaan, houden de aanwe- zigen bezig. Iedereen heeft daar ook zo zijn eigen ideeën over. Panel-voorzitter Moulaye vat de gevoelens samen. “Een wereldwijd antwoord is nodig. Een inclusieve aanpak, waarbij verantwoordelijkheden zullen moeten worden gedeeld en vérdeeld. Essentieel is ook een bundeling van alle strijd tegen extremisme en geweld. En: hoe sneller problemen, vooral ook lokaal, worden aangepakt, hoe beter. Anders verspreiden die zich alleen maar.”
Voorzitter:
Dr. Ahmad Shikara, onderzoeker aan het Emirates Center for Strategic Studies en Research (ECSSR) in Abu Dhabi
Panel:
Dr. Petra Weyland, verbonden aan het George C. Marshall Center for Security Studies in Garmisch-Partenkirchen (Duitsland)
Jean Francois Daguzan, adjunct-directeur van de Franse organisatie voor strategisch onderzoek, de Fondation pour la Recherche Stratégique (FRS), en docent aan de aan de Parijse universiteit Panthéon-Assas
Hoe groot is het probleem van jihadisme in Europa? Jean Francois Daguzan haalt er de statistieken van Europol bij. Die laten een forse toename zien van terroristisch geweld in Europa. “Echter, de cijfers laten ook zien dat jihadisme niet de primaire bron van het kwaad is. Terrorisme in Europa kent zeer uiteen- lopende achtergronden. Er is extreem-rechts terrorisme, politiek terrorisme en terrorisme vanuit categorisch protest: tegen abortus, milieubedreigingen, dierenleed, enz. Kortom, voor een ‘heksenjacht’ op extremistisch moslimge- weld is niet direct aanleiding.”
Qua aantallen valt het allemaal nog wel mee in de Europol-statistieken. Maar de Franse wetenschapper waarschuwt voor onderschatting. “De cijfers zeggen niets over het aantal verijdelde aanslagen. De inlichtingen- en veiligheids- diensten in Europa opereren zeer effectief. Slechts wat daadwerkelijk tot uitvoering komt, vind je terug in de statistieken. Het is goed om ons te reali- seren dat die dan ook slechts een deel van het probleem weergeven.”
Zeker op wat langere termijn, vormt jihadisering wel degelijk een bedreiging voor Europa. Daguzan somt een aantal ontwikkelingen op die dat in de hand werken.
Is Europa een voedingsbodem voor jihadisme? Dr. Petra Weyland ziet dat nog niet zo direct. “Falende staten, gebrekkig bestuur – dát is een voedings- bodem. Niet de stabiele staten zoals we die in Europa kennen.” Is er wel zo veel nieuws onder de zon, vraagt ze zich hardop af. “Toen ik jong was, gingen we naar Nicaragua om daar te vechten tegen het imperialisme. Of naar Palestina. Dat had niets te maken met de islam, meer met het marxisme, dat nu hope- loos verouderd is. Nu is het het islamisme. Maar is het allemaal niet een beetje vergelijkbaar met vroeger? Is Syrië niet het Nicaragua van vroeger?” “In het verlengde daarvan: hebben we die term jihadisme wel nodig? Ik zou willen opteren voor schrappen. Of voor een heel beperkt gebruik, in beperkte zin. Liever spreek ik van gewelddadig extremisme. Dan pak je een breder gamma van verschijnselen en kun je voorvallen plaatsen in een conti- nuüm, zonder te refereren aan de islam. Te lang hebben we conflicten willen culturaliseren, zijn we blijven kijken naar redenen voor terrorisme in de cultuur. Dat houdt geen stand. De werkelijke oorzaken liggen elders.”
Eén verschil is er wel met het Nicaragua-tijdperk, moet Weyland toegeven. ‘’Nieuw is de globaliseringsmogelijkheid bij de vorming van netwerken. Wat leidt tot de vraag of we deze problematiek nog wel aan kunnen. Is die niet inherent aan onze geglobaliseerde wereld? Positief vind ik de multidiscipli- naire benadering. Ook naar de toekomst toe is dat de manier om radicalise- ringsproblemen aan te pakken. Waarbij de sleutel ligt in micro-benaderingen en in micro-oplossingen. In concreto: sociale antropologie, als methode om de radicale leer te doorgronden.”
Daguzan: “Culturen hebben elkaar over en weer wat te bieden. Dat is al eeuwenlang zo. Denk aan de briefwisseling tussen Karel de Grote en Haroen el Rashid, in de begintijd van de islam. Het ging om wederzijds voordeel, het uitwisselen van kennis.” Een opvatting die, zo erkent Daguzan, lijnrecht staat tegenover die van de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington, volgens wiens theorie de culturele en religieuze identiteit van mensen de belangrijkste bron van conflict wordt in de 21e eeuw.
Wat geeft jihadisten het recht zich moslim te noemen? Die wat retorische vraag komt uit de zaal, en wordt blijkens andere reacties gedeeld. “Jihadisten staan integratie van goedwillende moslims in de weg. Er zijn 450 moskeeën in Nederland. Waarom laten die nooit van zich horen? Waarom wordt jihadisten en salafisten de toegang niet ontzegd?”
Weyland: “Wie bepaalt wie een goede moslim is? Ik kan dat niet.”
Daguzan: “Levensbeschouwingen, van welke aard ook, behoren in vrede en sereniteit beleden te worden. Dat geldt voor de islam, maar ook voor christenen en niet-gelovigen.”
Nog meer discussiestof uit de zaal. Wordt jiihadisme niet buiten proportie opgeblazen? Er lijkt een stilzwijgende samenzwering te bestaan tussen terro- risme en de media. Denk aan de terrorist in Londen, die met bebloed hakmes voor de camera verschijnt om zijn verhaal te doen. Is de manier waarop jihadisme in de media wordt neergezet niet gewoon een vorm van islamofobie, luidt een vervolgvraag: Islamofobie die teruggaat tot de Middeleeuwen, nog steeds aanwezig is en een bepalende rol speelt in de discussie.
Daguzan: “Laten we ervoor uitkijken niet de bewijslast om te draaien! De term jihad wordt op onjuiste wijze gebruikt. Dat is niet onze schuld. Zij, de terroristen, hebben hun daden met die term uitgelegd. Je komt het tegen in de teksten van Al Qaida: wij bedrijven jihad! Zij, niet wij hebben dat bedacht. Zij gebruiken dat woord, buigen het om, om terrorisme te rechtvaardigen. Laat moslims zelf maar uitleggen dat dit verraad inhoudt aan de Koran.”
Daar is niet iedereen het mee eens. Een heftige reactie: “in Europa beleven we racisme! Moslimjongeren ervaren dat in het onderwijs, bij het vinden van werk, en in tal van andere situaties.”
Weyland: ”Correct. Daarom pleit ik ook voor een individuele benadering, voor een micro-benadering.”
Een laatste, relativerende opmerking uit de zaal: er ligt ook een verantwoordelijkheid bij de jongeren zelf ! En bij hun ouders, bij het gezin. Instemmende geluiden: de mens, de jihadist inbegrepen, is niet slechts een speelbal van omgevingsfactoren.
“Democratie berust op mensenrechten. Dat betekent geen geschillen oplossen met geweld, in vrede en rust samenleven, met recht op een menswaardig bestaan voor ieder. Het betekent ook: geen groeperingen tegen elkaar opzetten, geen onbegrip bevorderen, maar juist het tegenovergestelde: de bestaansrechten eerbiedigen van elk mens, zonder dat iets opgedrongen wordt door wie dan ook.” Mooie woorden bij de afsluiting van de conferentie door prof. Mohammed Benhammou. Samen met alle deelnemers aan de panel- discussies heeft hij tien conclusies/aanbevelingen opgesteld.
Redactie
Lars Nickolson en Halim El Madkouri (FORUM, Instituut voor Multiculturele Vraagstukken). Voor gebruik van teksten uit dit verslag is schriftelijke toestemming van FORUM vereist (www.forum.nl).
Tekst verslag
Dick Groenendijk
Voor de foto’s van de conferentie, klik hier.