Datum: vrijdag 15 oktober 2010
Tijdstip: 14:00 uur – 17:00 uur
Locatie: Stichting Argan
Gespreksleider: Rahma El Hannoufi
Het lijkt of we een stap achteruit gaan voor wat betreft de tolerantie in onze stad. Wat is er gebeurd met het ‘leven met elkaar’? “Ik ben er klaar mee”, aldus de wethouder. Iedereen hoort en zou zich verantwoordelijk moeten voelen om bij te dragen aan een tolerante Amsterdam. Daarbij moet er meer focus komen op het antidiscriminatiebeleid. Het streven is om over vier jaar een sterke vermindering van discriminatie in Amsterdam te hebben bewerkstelligt. Als burgers moeten wij met elkaar samen werken om weer een tolerant Amsterdam te krijgen.
Aandachtspunten voor de komende jaren:
Volgens een woordvoerder van homobelangenorganisatie COC hebben vier op de tien homoseksuelen te maken (gehad) met verbaal geweld. 70% van de homobevolking is van mening dat het klimaat in Amsterdam verslechtert: ze voelen zich niet prettig of veilig op straat, zelfs niet in hun eigen woonomgeving. Bepaalde gebieden in Amsterdam, zoals het centrum en west, worden bewust vermeden.
Maar wat veroorzaakt het geweld tegen homoseksuelen? Ligt het aan de opvoeding?; vormt de Islam de bron van al het geweld?; schieten onderwijzers tekort in het voorlichten van hun leerlingen? De oorzaak lijkt te liggen in een combinatie van deze factoren. Maar over een ding is het merendeel van de deelnemers het eens: homoseksualiteit moet (meer) besproken worden. Het is belangrijk om daar vroeg mee te beginnen, dus kinderen moeten op vroege leeftijd voorlichting krijgen. Niet alleen thuis door de ouders, maar ook in het onderwijs. Bepaalde thema’s zoals homoseksualiteit zouden in de lessen geïntegreerd moeten worden.
Het is een feit dat geweld tegen homoseksuelen veelal wordt gepleegd door jongeren met een Marokkaanse achtergrond. Een verklaring hiervoor ligt volgens de deelnemers met een gelijke achtergrond in de cultuur van die jongeren. Er is sprake van een cultuur waarbij het vermijden van elke aanleiding tot het bespreken van seksualiteit gebruikelijk is. Dit vermijden wordt bijvoorbeeld makkelijk door het kijken naar Arabische zender, via satellietschotels, omdat het op die zenders uiterst taboe is om seksueel getinte beelden te vertonen. Van enige seksuele vorming is binnen de Marokkaanse cultuur weinig tot geen sprake, althans niet van huis uit.
Volgens Ahmed Marcouch, PvdA-politicus, is een andere reden voor het niet (kunnen) bespreken van homoseksualiteit een feitelijk gebrek aan woorden. Zo kent bijvoorbeeld de Marokkaanse vocabulaire geen vertaling voor het woord homoseksueel. Er zijn twee vertalingen mogelijk waarbij de één een scheldwoord vormt en de ander op een afwijking duidt. Dit gegeven als van belang bij de groep ouders die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en de voorlichting om die reden in het Marokkaanse zouden moeten geven.
Ondanks deze leemte in de vocabulaire, moeten ouders het gesprek aangaan met hun kinderen. Dit betekent voor veel mensen een innerlijke confrontatie, gezien hun gedachtegoed met betrekking tot het thema homoseksualiteit. Dit laatste lijkt bij de huidige generatie in mindere mate te spelen. Volgens de meeste deelnemers, met een Marokkaanse achtergrond, was het onmogelijk om homoseksualiteit te bespreken met hun ouders (deze hebben in de meeste gevallen zelf geen seksuele voorlichting gehad), maar dit is anders als het hun eigen kinderen betreft. De nieuwe generatie kinderen hebben ouders die in de eerste plaats de Nederlandse taal beheersen en in de tweede plaats hun hele leven of althans een groot deel van hun leven hebben ‘samen geleefd’ met homoseksuelen. Dit laatste is relevant omdat de ouders die in Marokko geboren en/of opgegroeid zijn, homoseksualiteit nog altijd zien als een afwijking op de norm. Dit omdat homoseksuelen in landen als Marokko niet openlijk uitkomen voor hun seksuele voorkeuren en daarom nauwelijks sprake is van een confrontatie met deze groep.
De aanwezige stadsdeelvoorzitters Achmed Baadoud van Nieuw-West, Lieke Thesingh van Oost, MarcelLa Rose Zuid-Oosten Martin Kuitenbrouwer van West zijn het over een ding eens: naast voorlichting door de ouders, is een andere belangrijke rol weggelegd voor leerkrachten. Het is van belang dat homoseksualiteit al vroeg bespreekbaar wordt gemaakt. Het gebeurt maar al te vaak dat scholieren elkaar uitmaken voor ‘homo’, zonder dat leerkrachten ingrijpen. Volgens een aanwezige leerkracht, die werkzaam is op een Islamitische school, moet je kinderen het gevoel geven dat het oké is om over homoseksualiteit te spreken. “Maak alle onderwerpen bespreekbaar, en het gedrag van de kinderen verandert zienderogen”.
Er is echter een groep jongeren die niet (langer) naar school gaan, en dus kunnen leerkrachten daarop geen invloed uitoefenen. Ouders verliezen vaak de controle over hun kinderen als deze een bepaalde leeftijd hebben bereikt, en het is daarom moeilijk om ze nog te kunnen bereiken. Om deze groep jongeren te kunnen bereiken en alsnog de nodige voorlichting te kunnen bieden, is een rol weggelegd voor jongerenwerkers.
Of geweld tegen homoseksuelen voortvloeit uit de Islam, betwijfelen de meeste deelnemers. Geweld, zowel verbaal als fysiek, is iets wat van alle tijden is. Bovendien zijn er geen aanwijzingen die er op duiden dat de jongeren die geweld plegen tegen homoseksuelen, dit doet vanuit religieuze overwegingen. Sterker nog, het betreft veelal jongeren die geen praktiserende moslims zijn.
Daartegenover is discriminatie van allochtone jongeren een even groot probleem. Zo worden iedere avond groepen jongeren structureel geweigerd in het uitgaansleven. De meeste cafe- en discotheekeigenaren voeren een preventief deurbeleid waarbij de etnische achtergrond van bezoekers voldoende reden lijkt te zijn om de toegang te weigeren. Een Marokkaanse jongen aan het woord: “ik gedraag en kleed me altijd netjes, dus daar ligt het niet aan”.
Slotwoord door Wethouder Andrée van Es
Voor scholen is een essentiële rol weggelegd in de voorlichting van kinderen. Maar wij mogen en kunnen niet bouwen op docenten alleen, de scholen moeten hun docenten steunen. Docenten moeten de norm stellen als het gaat om het gedrag van leerlingen. Daarbij is het belangrijk dat docenten onderling zelf ook het gesprek met elkaar aangaan met betrekking tot discriminatie.
Naast docenten zoeken wij hulp bij jongerenwerkers, immers zij worden vaak ‘straatdocenten’ genoemd. Zij weten jongeren op eigen wijze te bereiken en dit is van belang, want naast school en thuis, is de straatcultuur van grote invloed op de ontwikkeling van jongeren.
De Islam lijkt misbruikt, dan wel opportunistisch gebruikt te worden. Of de Islam nu wel of geen rol speelt in het geweld tegen en in de uitsluiting van homoseksuelen is niet van belang. Wat wel van belang is dat we enerzijds elke vorm van discriminatie hard aanpakken en anderzijds de confrontatie aangaan met ‘andersdenkenden’. Daarbij hebben we een doel voor ogen: over vier jaar leven we in een tolerant Amsterdam.
Slotwoord door Burgemeester Eberhard van der Laan
Alle vormen van discriminatie zijn even erg. Zo bestaan er duidelijke aanwijzingen dat veel discotheken en cafés keihard discrimineren. Echter dit is moeilijk te bewijzen. Het is vaak zo dat personen die gediscrimineerd worden, zelf ook discrimineren. Maar het kan en mag absoluut niet zo zijn dat dit als argument wordt gebruikt.
Voor de foto’s van deze expertmeeting, klik hier.